De Geest van het Verleden was weg, maar de sporen die hij achterliet waren overduidelijk.
Evelyn lag niet langer te slapen. Haar hart bonkte als een trommel tegen haar ribbenkast en haar ademhaling was hoog en schokkerig. De vrees die ze had gevoeld, was geëvolueerd van paniek naar een gevaarlijke, onbekende hitte. Ze bracht haar hand naar de plek op haar knie, de plek waar de Geest haar had aangeraakt. De kille vrieskou was verdwenen, maar de schok die Liam’s herinnering had opgeroepen, was veranderd in een brandende plek die dwars door de stof van haar rok en panty’s heen gloeide. Het was een fysieke bewijs dat ze zojuist door tijd en herinnering was gereisd.
“Onzin,” fluisterde ze. Haar stem klonk rauw en onzeker. “Wijn. Stress. Een bizarre droom.”
Ze probeerde de ervaring te rationaliseren, zoals ze altijd deed. Dit was een CEO-probleem: een verstoring van de orde. Ze moest dit labelen, archiveren en vergeten. Maar het bloed stroomde naar de brandende plek, en haar hele onderlichaam leek zich ervan bewust te worden dat het niet meer onder controle stond. De sensatie trok omhoog, ver voorbij haar knie, naar haar bekken, waar een vaag, opgekropt verlangen zich roerde.
Evelyn kwam abrupt overeind van de bank. De strakke lijnen van haar appartement, die haar altijd rust hadden moeten geven, voelden nu als de tralies van een kooi. Ze liep naar de glazen wand. Buiten was de nacht mistig en stil, maar in haar innerlijk stormde het. Was Liam echt gelukkig? Had ze dat geluk weggegooid voor deze steriele perfectie? De vage, knagende leegte die ze had genegeerd, was nu een honger die haar darmen krampachtig samentrok.
Ze dronk het laatste restje wijn op, de droge smaak schuurde over haar tong. Het hielp niet. De alcohol diende nu alleen nog maar om haar emoties te versterken in plaats van te verdoven.
Uiteindelijk, na uren van onrustig ijsberen, keerde ze terug naar de bank. Ze was uitgeput, maar haar geest was een warboel van cijfers en ongeremde lust die ze probeerde te scheiden. Ze viel in een lichte, onrustige slaap, haar hand krampachtig op de brandende plek op haar been geklemd, alsof ze de hitte probeerde vast te houden of juist te temperen.
Toen verscheen hij.
Hij was compleet het tegenovergestelde van de droevige, zachtaardige Geest van het Verleden. Hij was Groots, Levendig en Overdadig. Hij was gehuld in een kostuum dat schreeuwde om aandacht: helder smaragdgroen fluweel, afgezet met goud, en hij lachte zo breed dat zijn ogen erin verdwenen. Hij hield een beker in zijn hand waaruit een lichtgevende, onnatuurlijk felrode vloeistof opsteeg. Er hing een overdaad aan kerstgroen en luidruchtige, maar lege vrolijkheid om hem heen. Hij straalde een oppervlakkige vreugde uit, een vrolijkheid die je koopt, maar die geen echte warmte geeft.
De Geest van het Heden keek Evelyn aan en zijn lach stierf weg tot een grijns.
“Jij hebt de waarheid gezien, Evelyn,” klonk zijn stem, zo luid dat het in de stille kamer pijn deed aan haar oren. “Maar het verleden is een afgesloten rekening. We moeten het heden zien. De prijs van jouw succes wordt nu betaald.”
Hij stak zijn hand uit, en deze keer was er geen kou, maar een verblindende, onnatuurlijke warmte. “Kom. De markt is gesloten, maar het leven is in volle gang.”
Evelyn voelde een onweerstaanbare drang om te gehoorzamen. Ze had de Geest van het Verleden kunnen negeren, maar deze Geest confronteerde haar met haar huidige, actieve fouten. Ze gaf zich over en de kamer begon opnieuw te wervelen in een tunnel van rood en groen, weg van de kille bank.
De werveling van kleuren stopte even abrupt als hij was begonnen. Evelyn stond nu niet langer in haar kille appartement, maar op een besneeuwde straat. De Geest van het Heden stond naast haar, zijn groene fluwelen jas zo fel dat hij de straatlantaarns overbodig maakte. De oppervlakkige vreugde die hij uitstraalde, was oorverdovend, een kakofonie van niet-gemeende lach en overdadige kerstmuziek die alleen Evelyn kon horen.
“Welkom in het nu, Evelyn! De meest kostbare valuta van alles, en jij laat het liggen als oud geld,” sprak de Geest luidruchtig.
Hij wees naar een klein, bescheiden appartementencomplex met gedimde lichten. “Laten we beginnen met een simpele audit. Een korte blik op jouw Return on Investment in de categorieën die je niet meerekent.”
Ze stonden in een kleine, warme woonkamer. De geur van een opgewarmde, treurige kerstmaaltijd hing in de lucht. Op een oude, versleten fauteuil zat een bejaarde vrouw, haar gezicht vermoeid maar vriendelijk. Ze had een lichte deken over haar benen en keek naar een televisieprogramma dat ze duidelijk niet begreep.
“Kijk goed, Evelyn,” fluisterde de Geest, maar zijn fluistering was als een megafoon in haar oor.
Dit was Evelyns moeder.
Op een klein tafeltje naast de stoel lag een mobiele telefoon. Deze lichtte op, knipperend, maar bleef stil. Het was de telefoon waarop haar moeder wachtte.
“Haar bloeddruk is slecht, haar suiker te hoog,” zei de Geest met een vrolijke, bijna wrede toon. “Ze moest de kerst bij jou doorbrengen, herinner je je dat? Maar er kwam een rapport binnen dat niet kon wachten.”
Evelyn voelde een steek van schaamte. Ze had de afspraak afgezegd, een week geleden, met de belofte “het in januari dubbel en dwars goed te maken.”
De Geest boog zich voorover en wees naar de telefoon. “Gisteravond heeft ze drie keer jouw nummer gebeld. Drie keer. Ze wilde alleen vragen of je de blauwe sjaal nog had die je haar vorig jaar gaf. Maar jij? Jij was in transitie tussen de kantoor- en de thuis-statistieken, en had de telefoon bewust op stil staan.”
De bejaarde vrouw liet haar hoofd zachtjes op de rugleuning rusten. Ze zuchtte, een zucht vol eenzaamheid, en pakte haar koude kopje thee.
“Ze heeft je niet verlaten, Evelyn,” zei de Geest. “Jij hebt haar actief verlaten voor de kalme zekerheid van je cijfers. Dit is de staat van je liefde. Een koude maaltijd, een onbeantwoorde oproep, en een deken tegen de angst.”
De schaamte sneed dieper dan de pijn van de gemiste passie. Liam was het verleden, maar haar moeder was het heden.
“Ik moet gaan,” zei Evelyn, haar stem schor. “Ik ga nu naar haar toe.”
De Geest lachte hardop. “Niet zo snel, ijskoningin. Het Heden is onverbiddelijk. We gaan verder met de schuld die je in het Verleden hebt gecreëerd en die nu rente betaalt.”
Met een nieuwe, duizelingwekkende werveling van smaragdgroen en felrood, werden ze uit de kleine, eenzame kamer getrokken.
Ze belandden in een huis dat onmiddellijk vertrouwd voelde. Het rook naar dennen, kaneel en gemorste, goedkope glühwein. De geluiden waren warm: luid gelach, het klinken van glazen, en de klanken van klassieke muziek die overgingen in een vrolijke, valse karaoke.
Dit was het huis van de studievrienden die ze had verlaten.
Te midden van de chaos van de bijeenkomst zag Evelyn hem. Liam. Hij stond bij de kerstboom, lachend, zijn arm om een blonde vrouw met felblauwe ogen en een trui vol rendieren. Hij was ouder, had een paar grijze haren, maar de onmiskenbare warmte en passie waren nog steeds in zijn blik aanwezig. Hij was duidelijk gelukkig.
“Ah, de liefde,” zuchtte de Geest op een theatrale toon. “Niet de onzekere chaos van de schildersstudio, maar de stabiele, warme, echte deal.”
De Geest manoeuvreerde haar dichterbij een groepje vrienden. Ze stonden met hun rug naar Evelyn toe.
“Weet je,” zei een vrouw, “het is gek, maar ik denk soms aan Evelyn. Ze had hier moeten zijn. Ze zou een hekel hebben gehad aan deze karaoke, maar ze zou hier geweest zijn.”
Een man antwoordde: “Evelyn heeft haar keuze gemaakt, Sarah. Ze heeft de liefde voor de spreadsheets verkocht. Ze heeft ons niet nodig, ze heeft haar bedrijf. Ik ben er niet boos om. Alleen… verdrietig onverschillig. Ze heeft zichzelf afgesneden.”
De woorden waren geen woede; ze waren erger. Het was een feitelijke acceptatie van haar afwezigheid. Ze waren niet eens boos op haar. Ze hadden Evelyn geclassificeerd als een verloren, maar levende zaak.
Liam’s vrouw draaide zich om en lachte. Ze wees naar de lachende Liam. “Wat een geluk dat hij de onzekere jaren achter zich heeft gelaten. We hebben onze chaos, maar het is van ons.”
De Geest van het Heden grijnsde naar Evelyn. “Hoorde je dat? Je bent nu niet meer dan een marginale noot in hun verleden. Je hebt al je bruggen verbrand, Evelyn, en je hebt de warmte in het heden ingewisseld voor een lege stoel aan hun tafel.”
Evelyn voelde haar keel samentrekken. Dit was de ware prijs. Het was niet de passie, maar de gemeenschap die ze had laten liggen. Haar CEO-pantser was nu slechts een dun laagje vernis.
De Geest lachte en stak zijn beker omhoog. “Tijd voor de confrontatie, Evelyn. Je bent bang voor de aanraking van menselijke warmte, en ik zal je laten zien hoe dat voelt.”
De kerstgezelligheid van de studievrienden vervaagde, en Evelyn bevond zich weer op haar eigen, kille bank. De schok van de kou viel haar zwaar, na de warme geuren van houtrook en glühwein die haar geest zojuist had ingeademd.
Ze was niet langer woedend, maar gebogen onder de schuld. Ze kneep haar ogen dicht en fluisterde de feitelijke acceptatie die ze zojuist van haar vrienden had gehoord: “Ik heb mezelf afgesneden.”
De Geest van het Heden was nu stil. De luide, oppervlakkige vrolijkheid was van hem afgevallen. Hij keek niet langer met wreed genoegen naar haar, maar met een zware, onverbiddelijke ernst.
“Je bent woedend op mij omdat ik je heb laten zien wat je wist,” zei de Geest, zijn stem nu zacht, maar met een resonantie die de glazen tafel in de kamer leek te laten trillen. “Je bent niet bang voor het verleden, Evelyn, want dat is afgesloten. Je bent bang voor het heden, voor het ongemak van ware warmte.”
Evelyn schudde haar hoofd. “Ik heb het druk. Het is geen angst, het is noodzaak. De cijfers liegen niet.”
De Geest knielde voor haar neer, zijn groene fluwelen jas bijna beledigend fel tegen de grijze bank.
“De cijfers liegen niet, maar ze geven ook geen warmte. En jij hebt jezelf wijsgemaakt dat je het niet nodig hebt.”
Hij reikte uit. Dit was niet de ijzige, elektrische aanraking van de Geest van het Verleden, die een herinnering moest opwekken. Dit was een daad van pure, dwingende tederheid.
Hij legde zijn hand op die van Evelyn.
De aanraking was niet koud, maar brandend warm. Het was de temperatuur van de ware, ongemakkelijke intimiteit die Evelyn al die jaren had vermeden. De hitte verspreidde zich onmiddellijk vanuit haar handpalm, dwars door haar arm, naar haar borst. Het voelde als een ongevraagde, overspoelende omhelzing die alle muren van haar CEO-pantser bedreigde. Ze wilde terugdeinzen, maar ze kon haar hand niet terugtrekken. Ze voelde de vreselijke, mooie nabijheid van de Geest.
“Je hebt hen niet verlaten,” zei de Geest met een diepe zucht. “Je hebt jezelf verlaten, Evelyn. En je bent doodsbang voor de aanraking van de menselijke warmte die je nu zou kunnen redden.”
Hij hield haar hand vast en dwong haar de warmte te absorberen. Het was de warmte van de onbeantwoorde oproep van haar moeder, de warmte van de lachende studievrienden, de warme, zachte ruwheid van Liam’s hand van weleer. Het was een concentraat van gemiste liefde.
“Dit is het heden,” fluisterde de Geest, terwijl de warmte zo intens werd dat het pijn deed. “Dit is het leven dat je nu ontwijkt.”
De Geest liet haar hand los, en de warmte verdween. Evelyn voelde zich plotseling ijskoud, achtergelaten en onbeschermd. De Geest stond op, zijn groene fluweel verving de menselijke warmte met de koude realiteit.
“Weet je wat het ergste is, Evelyn?” vroeg de Geest, en zijn stem was nu scherp. “Dit is niet het einde van je reis. Dit is nog maar de helft.”
De Geest van het Heden verdween, niet in rook, maar in een plotselinge, luide uitbarsting van stilte.
Evelyn bleef achter op de bank. Haar ogen waren vochtig, haar ademhaling versneld. Ze staarde naar haar handpalm; ze zag er niets, maar ze rook het: een vage geur van kaneel en houtrook van de kerstbijeenkomst van haar vrienden, een zintuiglijk bewijs dat de waarheid diep in haar huid was gebrand. Ze kneep haar handen samen tot vuisten, alsof ze de geur kon vasthouden, alsof ze de warmte kon terugroepen.
Ze wist dat de nacht niet voorbij was. Ze voelde het in haar hele wezen, in de koude, lege plekken waar de Geest haar net de warmte had laten voelen. De stilte was nu anders dan voorheen; hij was niet leeg, maar beladen. Alsof er iemand in de duisternis van het appartement stond, toe te kijken. Evelyn was doodsbang. Ze moest slapen, maar ze was bang om te voelen wat de volgende schaduw in deze eindeloze, waarheidsgetrouwe nacht haar zou brengen.
(Deel 3 en tevens slot morgen – Red.)
ik ben echt benieuwd hoe jij sex zou beschrijven , als dit al top verhaal is !!! xxx