Na Storms eerste herstelwerkzaamheden volgen meer zomerse dagen. Op een daarvan, een zomerse middag, ligt Anna lui in haar hangmat, een zonnebril half over haar ogen, haar jurkje eerst losjes om haar lichaam en een been over de rand die wat heen en weer beweegt. Een beweging van ontspanning en verleiding tegelijk, niet veel later ligt ze nog verleidelijker in beha en slip de zon zo tot zich te nemen. Haar slip schuift ze bewust omlaag tot nét haar spleetje nog verborgen is.
Storm slaat haar en de veranderingen in de hangmat vanuit zijn raam gade. Zijn kamer is warm, zijn lichaam herinnert zich nog de trilling van het beuken in haar schoot. Zijn blik blijft haken aan Anna’s vormen, hoe haar heupen wiegen in het doek, hoe haar borsten zachtjes op en neer gaan, zijn handen voelen het effect direct: zijn paal groeit -en gloeit- in zijn hand. Een honger die bij jongens zoals hij altijd sluimert borrelt direct naar boven nu hij Anna zo ziet liggen, onbezorgd, uitnodigend, alsof zij weet dat hij kijkt. Hij kan met uitzicht op haar nu zijn knuisten laten werken, of wachten op Mare, maar liever heeft hij nu en met Anna live contact, dus laat hij zich niet lang ophouden door zijn gedachten. En komt in actie. Hij pakt zijn telefoon en stuurt een simpel appje: “Warm hè daar buiten?” Anna glimlacht als ze het leest, duwt haar zonnebril omhoog, en stuurt terug: “Bijna te warm. Time for cooling down!”
Dat is alles wat hij nodig heeft. Binnen een minuut staat hij, slechts gekleed in een speedo -omdat hij donders goed weet dat zijn geslacht en zijn billen daar goed in uit komen- in haar tuin met een vastbesloten blik. Zijn hand trilt en geurt nog van opwinding en de streling van zijn geslacht toen hij naar haar keek. Anna spreidt haar armen in de hangmat, haar benen vouwen zich langzaam open, een uitnodiging zonder woorden. Storm loopt op haar af, neemt haar hand, trekt haar er voorzichtig uit en zet haar met beide voeten op het gras.
Ze spreken geen woord. Er is alleen het ritme van hun ademhaling. Hij trekt haar slipje uit, voelt hoe nat en warm ze al is. Niet alleen warm van de zon. Anna drukt haar lichaam tegen hem aan, haar mond zoekt zijn hals, haar vingers trekken zijn speedo omlaag. Dan, in de schaduw van de bomen, neemt Storm haar staand, beukt haar tegen de boom, haar lichaam omarmt hem hongerig, de buitenlucht vult zich met hun zachte kreunen. Zijn geslacht boort zich diep in haar schoot, hij stoot en voelt hoe zijn billen het ritme van het stoten bepalen. Anna krast met haar nagels over zijn rug “wat kom je diep zo” en zij klemt haar benen om zijn heupen.
De zon brandt, ook door de bladeren van de boom, maar hun lichamen zijn nog heter, en als Storm diep in haar spuit, vangt Anna alles op, haar benen klemvast, haar nagels in zijn rug. Ze blijven nog even staan, verstrengeld, zwetend, en als Anna na afloop haar jurkje weer aantrekt en naar Storm kijkt, fluistert ze met een twinkeling: “Dit is pas écht zomer.” Storm lacht, geeft haar een tik op haar billen, wandelt terug naar huis, gaat terug naar zijn kamer en weet dat hij daar altijd kan kijken of zij op hem wacht deze zomer. Maar eerst is het wachten tot Mare thuiskomt. Hij wil nu al met haar douchen… en streelt zijn plakkerige paal. Ze zal het weten dat hij geil is. Ook al is het van de buurvrouw.
Anna is te nieuwsgierig, te scherpzinnig om zomaar te nemen zonder te willen weten. Na hun wilde samenspel in de tuin, als haar adem nog na-trilt van zijn beukende ritme, blijft ze een tijdje in haar hangmat liggen, maar haar gedachten rusten niet. ’s Avonds, als ze Storm weer buiten tegenkomt bij het hek, steekt ze quasi-nonchalant een sigaret op, blaast de rook langzaam uit, en zegt met een speelse glimlach: “Dus, Storm… wie is het eigenlijk? Met wie slaap jij ’s nachts als er meidenkreunen uit jouw slaapkamer komen? Want ik zie je vaak, maar hoor óók wel eens wat…”
Storm grijnst breeduit, is wel gestreeld door de vraag van buurvrouw. Hij wordt er door uitgedaagd, zijn staf komt weer tot leven en hij leunt parmantig wat dichter tegen het hek met een kalme maar ontzettend ondeugende blik: “Wil je misschien dat ik ook een nachtje in jóuw bed lig Anna? Of meerdere?” Anna knijpt haar ogen samen, quasi-verontwaardigd, maar haar blik straalt alleen maar méér nieuwsgierigheid uit. “Nou nou, gaan we op de versiertoer, vrouwenliefhebber. Maar vertel eens, Storm — met wie heb je een relatie, of hou je dat liever een beetje spannend voor je buurvrouw? Je mag best aan haar denken als je met me vrijt hoor. En weet zij eigenlijk wel dat jij in mijn keuken mijn eitjes aan de kook brengt?”
Hij lacht hartelijk, haalt zijn schouders op maar ze ziet in zijn ogen allemaal pretlichtjes: “Delen is leuker dan kiezen, Anna. Ik verken gewoon wat, zo her en der.” Anna glimlacht, schudt haar hoofd, maar van binnen groeit haar verlangen naar Storm alleen maar verder. “Een verkenner…” fluistert ze, maar ze vraagt niets meer, al wil ze de komende dagen wel extra opletten wie Storm in huis ontvangt, hoe lang de gordijnen dicht blijven, welke meisjes, welke vrouwen de deur uit komen. Ze weet wel dat dit vuur verder dan haar eigen tuin en misschien, als het lot (of de zomer) haar gunstig gezind is, gaat ze deze zomer met nog meer personen dan alleen Storm delen.
En zie daar, nog geen twee dagen later is het zover. Het begint als een toevallige ontmoeting in de tuin, waar Mare met een boek in het gras ligt, het zonlicht op haar blote schouders, haar blik loom, haar benen achteloos uitgespreid, alsof ze het gras uitnodigt haar te strelen. Anna komt aanlopen, zonnebril in haar haar, haar blote voeten nog vochtig van het gras toen ze uit de hangmat stapte, ze kletst wat met Mare over de schutting en nodigt haar uit om thee te komen drinken. Mare staat op en ze gaat naast Anne in het gras zitten, ze strekt zich uit, en hun lichamen raken elkaar terloops. Ze praten over Mare’s boek, over de zomer, over jongens, over de vakantie en Anna voelt de geladenheid, de geur van jeugd, van vrijheid, en ja, ook de echo van Storms beukende kracht die tussen hen in hangt als een zwoele damp.
Na een tijdje lachen ze om iets triviaals, Anna pakt het trosje witte druiven dat voor hen ligt, deelt het met Mare en al snel plakt de zoetheid aan hun vingers. Dan, haast zonder opzet, ligt haar hand op Mare’s knie, haar ogen zoeken die van het meisje. “Dus… jij bent Storms zus,” fluistert Anna, alsof dat alles verklaart. “Jullie zijn… bijzonder close, toch?” Mare’s blik wijkt niet, haar lippen krullen tot een glimlach die geen geheimen meer nodig heeft. Ze laat haar vingers langs Anna’s dij glijden, zacht, en zegt alleen: “Dichtbij is hij het mooist.”
Er ontstaat een ondeugende spanning, niet van rivaliteit maar van gedeelde natheid: hun benen raken elkaar, hun dijen kruisen, en al gauw liggen ze samen in het gras, de zon glijdt over hun lichamen, hun handen verkennen elkaars warmte zoals alleen vrouwen dat kunnen. Teder, nieuwsgierig, en in het ritme dat het gras onder hen mee ademt. Anna kust Mare, proeft de zoete damp van Storms bedding, Mare lacht als haar natte slipje uitglijdt en in het gras ligt. Anna volgt, haar jurk omhoog, haar huid zindert van verlangen.
Samen raken ze elkaar overal, ze likken, ze strelen, hun natheid wordt één. En als Storm vanuit zijn raam naar buiten kijkt, ziet hij hoe het gras hun lichamen omhelst, hoe zijn vuur zich vermenigvuldigt in hun gedeelde overgave. Het gras is droog, maar hun bedding is nat, en de vriendschap tussen Anna en Mare wordt geboren uit meer dan alleen woorden: een zusterlijke, zinnelijke bedding waar Storm altijd welkom is maar waar vrouwen het ritme lijken te gaan bepalen. Er ontvouwt zich een nieuwe, intieme wereld in het gras, zonder mannelijke inbreuk, alleen Anna en Mare, hun lichamen loom in het zonlicht, hun natheid vloeit, hun handen zijn open voor alles wat zacht en vrouwelijk is.
Anna laat zich verrassen door de tederheid van Mare. De manier waarop zij haar dijen spreidt zonder schaamte, hoe haar vingers langzaam cirkelen over Anna’s buik, hoe ze likt, zuigt, speelt met de spanning tussen zachtheid en honger. Alles aan Mare maakt Anna geil.
Het gras is hun matras, de lucht hun dekbed, de warmte van elkaars huid het enige wat telt. Ze nemen de tijd, vinden elkaars geur, elkaars smaak, en hun lachen verdwijnt soms in stille kreunen wanneer een tong, een vinger, precies het juiste plekje vindt. Anna kust Mare’s binnenbenen, proeft de nasleep van Storms verlangen naar haar. Ze vindt daarin haar eigen plek, haar eigen ritme, laat Mare op haar buik rollen, beloont haar billen met zachte kussen, en vindt haar natte, open monding tussen het gras.
Mare, nog altijd onverschrokken, gunt Anna toegang tot haar diepste zelf. Hun lichamen glijden samen, hun vingers vloeien, en de zomer lijkt eindeloos wanneer ze samen, klaargekomen, klam en glimlachend, uitrusten op hun rug, de wolken tellend, hun benen verstrengeld. Hier hebben ze geen woorden voor nodig; hun lichamen delen het geheim. Zusterlijk, zinnelijk, in een bedding van gras waar alleen het vrouwelijk nat telt en waar geen stormram tussen hoeft te komen.