De wind waait tussen de schaamlippen van Yvonne als ze terugloopt naar het café. Daar is het inmiddels een uur voor sluitingstijd: de glazen rinkelen, de muziek is net te hard, de stamgasten dicht op elkaar, soms nét te luidruchtig. Als Yvonne binnenkomt weet ze wat ze wil. Wie. De barman van daarnet, die haar recht in de ogen keek toen ze klaarkwam. Sam. Met zijn brede schouders, zachte ogen. Ze gaat bij de bar zitten op de enige vrije kruk, vlak bij de tap. “Daar was je weer?” Ze bestelt water. “Sam,” zegt ze laag, “Kijk je vaker als een van je klanten klaarkomt?”
Zijn wenkbrauw gaat omhoog. “Als ze kijken alsof ze dat willen delen met me, ja dan graag. Het zeg er niet uit of je het voor me verbergen wilde. Toch?” Ze is even uit evenwicht, herpakt zich snel. “Na laatste ronde wil ik dat je me neemt. Achter de bar. Op een tafel. Of als je een betere plek weet, prima.” ”En als er nog kroegtijgers blijven na sluitingstijd, Yvonne, dat is vrij normaal.” “Wie blijft, weet wat er gebeurt. Anders niet.” Hij zet het glas neer, blijft haar aankijken. “Ik wíst het. Al direct toen je de eerste keer binnenkwam.”
De tijd krimpt. Sam sluit flessen, haalt de glazen op, tikt tegen het glas. “Laatste ronde. Daarna is het café gesloten. En besloten.” De meeste gasten vertrekken. Een paar stamgasten, twee vrouwen, een ouder koppel, drie dertigers, kiezen ervoor te blijven. De rest zwaait zich de nacht in. En Yvonne. Wie blijft, blijft bewust. Niet wetend wat er komen gaat. Yvonne rekt zich uit, voelt de spanning in haar lichaam. Er zijn dus kijkers straks.
De muziek gaat zachter. Sam stapt om de bar heen, reikt zijn hand. “Kom.”
Yvonne stapt erover met een korte zwaai; haar rokje schuift hoog. Het ouders koppel ziet haar billen. De dertigers haar kutje. Zacht gejoel, opgewonden, niet lomp. Sam zet haar op een droge plek, vlak bij de spoelbak, handen aan haar heupen. “Je bent zeker?” “Zeker,” zegt ze. “Leid me.” Hij draait haar half om zodat het merkteken in vol zicht is voor hem en niemand anders. Zijn hand past erop, duim in de holling van haar heup. “Mooi,” zegt hij hongerig. Hij kust haar nek. Yvonne graait zijn T-shirt, trekt hem dichterbij. “Vinger me,” zegt ze rauw. “Laat ze zien dat ik dit wil.”
Hij glijdt onder haar rokje, vindt haar kutje, hitte, vocht. Ze zet haar knieën wijder, laat een geluid ontsnappen dat de kroeg stil maakt. De twee vrouwen aan de toog lachen zacht en knikken elkaar toe; het koppel pakt elkaars handen. Iemand zet twee glazen opzij, alsof er ruimte nodig is voor haar kreun. “Neuk me straks op de tafel. Maar eerst wil ik dat je me proeft.” Hij zakt op een knie. Niet in een verborgen hoek, iedereen ziet het, iedereen wéét het. Hij likt één lange streep die haar ruggengraat laat trillen. Yvonne grijpt de rand van de bar, gooit haar hoofd achterover. “Ja… zo.” Zijn handen houden haar heupen vast; zijn mond is toegewijd, niet gehaast. Ze komt snel, kort, als een eerste bel. “Rondje van de zaak roept de man van het oudere koppel.” Yvonne pakt zijn haar, tilt hem op, kust hem hard. Gebiedt. “Tafel.”
Sam veegt een tafel leeg, doek erover, schoon, stevig. “Klim.” Ze doet het gretig, knieën op hout, handen naast haar gezicht wanneer ze voorover buigt. “Zeg het,” gebiedt hij. “Neuk me, Sam. Neem me alsof ik jouw bar ben.”
Hij dringt in haar met één lange, zekere stoot. Yvonne gromt en lacht tegelijk. De kroeg ademt mee. Sam zet zijn hand op haar merkteken en elke aanraking ervan is een sein waar haar lijf gretig gehoor aan geeft. Hij beweegt niet wild maar vast, de maat van iemand die weet dat kijken ook deel is van het spel.
“Harder,” commandeert ze. “Je mag me laten horen.” Hij gehoorzaamt. Hout kraakt, glas rinkelt zacht. De twee vrouwen aan de toog zijn nu naast de tafel gaan staan; één van hen legt heel even een hand op Yvonnes schouder en streelt, voelt haar borsten. “Mag ik?” Yvonne draait haar hoofd, glimlacht hijgend: “Graag.” Sam pakt haar haar, niet om te trekken (wat ze hoopte), maar om haar in een andere positie te manouvreren, zodat hij dieper kan duwen. Yvonnes geluiden worden lager, ruiger. “Kijk naar me,” zegt hij. Ze kijkt over haar schouder, ziet zijn gezicht: geconcentreerd, bezweet, hebzuchtig en toch luisterend. Het is precies wat ze wil.
Dan tilt hij haar van de tafel, draagt haar half, zet haar met haar rug tegen de gekoelde barkoelkast. Koude langs haar billen, hitte in haar buik. Hij tilt haar benen op, zij haakt met haar enkels achter zijn rug, hij schuift weer in haar, dieper nu, de hoek anders, raak. Ze krijst zacht, bijt in haar pols om niet te hard te zijn. Iemand in de zaal fluistert “mooi zo,” en het klinkt als een zegen, een aanmoediging.”Ik wil dat je komt als ík kom.” fluistert ze Hij vertraagt net genoeg, legt zijn ene hand op het merkteken. Zijn duim precies daar waar haar heup praat met haar bekken. “Vraag het dan,” zegt hij hees. “Kom met me, Sam.” “Als je maar opschiet, ik kom bijna.” Dan gaat ze los, ze spant, barst open, golf na golf. Hij volgt, houdt haar vast, blijft zacht stoten tot haar schokken wegtrekken. Dan zakt hij tegen haar aan, lachend, buiten adem. De zaal barst niet in gejoel uit; er is applaus, warm en kort, alsof iedereen precies snapte wat hier gebeurde: twee ja’s in het wild.
Sam zet haar langzaam neer. Eén kus op haar knie. “Dank je,” zegt hij serieus.
Zij lacht, nog hijgend. “Dank jij.” Ze helpen samen opruimen; de twee vrouwen drogen glazen af, het koppel zet stoelen op tafels. Het is intiem en huiselijk na de storm. Sam trekt het rolluik half naar beneden. “Kom je veilig thuis?” “Ja,” zegt Yvonne. “Ik word opgehaald.” Buiten, onder het rolluik, stuurt ze Rafaël een foto van haar knieën met houtnerf-afdrukken en een close-up van de een zaadvlek op haar dij. “Hij heeft me gedaan. Achter de bar. Op de tafel. Zeven kijkers in de kroeg.” Het antwoord komt meteen: “Goed meisje. Kom terug en laat ons proeven hoe de nacht naar jou smaakt.”
Yvonne draait zich nog één keer om. Sam steekt twee vingers op in een groet. Zij kust die groet in de lucht en loopt, benen nog zacht, glimlach onuitwisbaar. De straatwind tilt Yvonnes rokje op. Ze laat het. Want dit is zij nu, een vrouw die zich durft te laten gaan. En durft te komen. Wanneer zíj́ wil. En bij wie.