De grond trilt zachtjes wanneer hij in de buurt is. Het is geen aardbeving, geen trein die ondergronds voorbij dendert, maar een onzichtbare frequentie die zich in mijn huid nestelt en daar blijft hangen. Het is een taal die ik niet beheers, al schrijf ik al jaren en woorden normaal gesproken mijn trouwste gezellen zijn.
Het begon onschuldig, of zo leek het. Fantasieën die ik mezelf toestond in de schemering tussen slapen en waken. In mijn dromen dook hij steeds vaker op: Miguel, met zijn groene ogen die zowel nabijheid als afstand in zich droegen. Het was geen vluchtige aantrekking, geen luchtspiegeling van mijn verbeelding. De signalen waren er. Zijn blik die te lang bleef rusten. Zijn hand die vluchtig mijn arm raakte en een spoor achterliet dat langer brandde dan de aanraking zelf. Kleine gebaren, misschien onschuldig genoemd, maar ik wist beter. Het waren de eerste barsten in de wand die ons scheidde.
Ik fantaseerde over zijn vingertoppen die mijn huid verkenden. Soms werd ik wakker met het gevoel dat hij werkelijk daar was, naast me, alsof de droom een dun vlies had geprikt en de werkelijkheid was binnengedrongen. Uiteindelijk besloot ik dat ik die sluier zelf moest wegscheuren. Dat ik hem moest laten weten: ja, ik wil dit. Ik wil jou.
Dus trok ik die dag een korte trui aan, hoog in de taille, mijn lichaam in een zorgvuldig gekozen symmetrie van verhulling en onthulling. Ik kende mijn lichaam. Ik wist hoe ik het kon laten spreken in gebaren zonder woorden: mijn lippen, rood als een verzegeling; mijn haar luchtig, maar met de precisie van een belofte. Ik was niet alleen mijn spiegelbeeld die dag. Ik was het verhaal dat ik hem wilde laten lezen.
Miguel was niet de eerste die mijn lichaam zag, maar hij was de enige bij wie ik verlangde dat hij bleef kijken. En tijdens ons gesprek zag ik het moment waarop hij toegaf. Een kleine verandering in zijn blik, een schok in zijn ademhaling. Alsof hij een grens overschreed zonder het echt te willen, maar niet langer in staat was zich tegen te houden. Ik herkende het meteen. Ik wist welke lach ik moest laten ontsnappen, welke woorden ik moest fluisteren om zijn verlangen dieper te voeren. Ik speelde mijn rol, maar ik speelde haar met elke vezel van mijn waarheid.
Hij trok me dichterbij, vaker dan de situatie toeliet. Zijn armen omhelsden me, maar zijn handen vonden een weg die niets meer met vriendschap te maken had. Onder mijn trui, langs mijn huid. Zijn vingers bewogen traag, alsof ze een onbekend terrein verkenden dat tegelijk vertrouwd voelde. Mijn rug spande zich onbewust, mijn adem stokte, en ik liet hem gaan waar ik hem al zo lang had gewild.
Ergens voelde ik spijt: waarom niet eerder?
Ik dacht terug aan die avond maanden ervoor, toen we samen naar de auto’s liepen. Hij had naar de overkant gekeken, naar de neonletters van de sexshop. Ik ving zijn blik en begreep hem, woordeloos. Ik liet het moment voorbijgaan, maar de herinnering bleef zich vastzetten in mijn verbeelding. Ik zie ons nog, hoe we samen die winkel binnengaan. Ik stel me voor hoe hij daar, tussen schappen van zijde en leer, plotseling naar me toe buigt. Zijn mond op de mijne, gulzig, nat, mijn lippen doorweekt van zijn speeksel. Hoe zijn handen mijn borsten vinden, zijn duim hard en cirkelend op mijn tepel, mijn kreun die verdwijnt in zijn mond. Hoe hij in dat hoekje, waar niemand ons stoort, tegen me aanduwt, zijn erectie duidelijk voelbaar tegen mijn dij. Hoe zijn hand onder mijn jurk glijdt en mijn natte slip streelt. Een beeld dat ik koester, omdat het nooit gebeurde en juist daardoor eindeloos blijft bestaan.
Maar die middag, tijdens ons gesprek, brak er eindelijk iets open. Hij zei dat hij me niet kon loslaten. Niet letterlijk, maar zijn handen, zijn ogen, zijn lichaam fluisterden het. Hij greep me vast alsof ik kon verdwijnen, alsof ik uit zijn handen kon glippen en hij dat niet kon verdragen.
En toen zijn mond mijn hals vond, hoog onder mijn oor, bleef er geen twijfel meer over. Zijn kus was kort, maar intens. Warm, vochtig, zuigend. Ik voelde hoe de afdruk zich in mijn huid brandde, alsof die ene aanraking eeuwig bij me moest blijven. De smaak van hem nestelde zich in mij zoals tiramisu: laag op laag, zacht, zoet en bitter tegelijk. Een herinnering die ik, zelfs nu, telkens opnieuw proef zodra ik mijn ogen sluit.
-Wordt vervolgd-