Vergeten liefde deel 3

Vergeten liefde deel 3Annelies stelde een klein, bruin café voor, niet ver van het tankstation. Een plek waar het licht gedempt was en de geur van oud bier en geschiedenis hing. Ze gingen zitten in een hoekje, ver van de kleine, luidruchtige groep stamgasten bij de bar.

Ze bestelden allebei een sterke borrel – de koffie was op dit punt absurd.

Martin zette de schoenendoos op een stoel naast zich, een stille derde partij. De zenuwen van de kassa maakten plaats voor een vreemde, verzamelde rust. Dit moest gebeuren.

Hij begon bij het heden: de leegte, de ruzies, het uitgeholde huwelijk, de onmacht. Hij vertelde over de vlucht naar de zolder, de hitte en het stof, en de zinloze zoektocht naar orde. Hij sprak zacht, zijn ogen op de rand van zijn glas gericht.

Toen hij de overgang maakte naar de schoenendoos, stokte zijn stem. Hij haalde de bundel brieven tevoorschijn, de vergeelde strik bijna uit elkaar vallend. Annelies keek naar de brieven alsof ze een lang verloren deel van haarzelf terugzag.

“Ik heb ze allemaal gelezen,” fluisterde Martin. “De beloftes, de dromen. En het besef kwam keihard aan, Annelies. Het ging niet om de ruzies met Laura. Het ging erom dat ik op de zolder zag wat ik had laten liggen. De puurheid.”

Martin was toen nog niet gebroken, maar toen hij haar de zin voorlas: “Als ik ooit verdrietig ben, wil ik dat jij mijn hand vasthoudt…”, schoot Annelies vol.

Ze legde haar handen voor haar mond. De make-up langs haar ogen veegde ze weg met een snelle beweging. De tranen rolden over haar wangen. Ze probeerde het te verbergen, maar het was onmogelijk.

“Het spijt me zo, Martin,” snikte ze zachtjes, haar woorden nauwelijks boven de caféruis uitkomend. “Het spijt me dat ik… dat ik niet bleef schrijven.”

“We zijn allebei gestopt,” zei hij, de schuld met haar delend.

Martin dronk zijn glas in één teug leeg en schoof de bundel over de tafel, richting haar. “Ze zijn van jou. Ze waren altijd van jou.”

Nadat Martin zijn verhaal had gedaan, was de stilte zwaar van onmacht. De rollen keerden om. Annelies veegde haar ogen schoon en nam de bundel aan. De blik in haar ogen was nu zacht, maar vertelde een verhaal dat nog triester was.

“Ik heb ook… relaties gehad,” begon ze, haar stem nu vast, maar beklemd. Ze vertelde over een man die te jaloers was, over een ander die haar verliet voor zijn carrière, en over de laatste, die na een jaar plotseling besloot dat hij toch liever kinderen wilde, en haar dumpte.

“Ze waren allemaal leuk,” zei ze bitter. “Aardig. Maar het was nooit… het was nooit jij.”

Ze had haar kansen gehad, maar elke relatie had gediend als een pijnlijke herinnering aan de intensiteit die ze als vijftienjarige had gekend. Ze had de verwachtingslat onbewust te hoog gelegd, gebaseerd op die ene, perfecte zomer.

“Ik ben een tijdje geleden gestopt met zoeken,” bekende ze. “Ik docht: het lot wil dat ik alleen blijf. Het is beter zo, dan kan ik tenminste niemand teleurstellen.” Ze keek Martin aan. “Ik heb mijn dromen verkocht voor een vast rooster achter een kassa. En dat is het dan.”

Nu was het Martins beurt om zijn adem in te houden. De pijn en eenzaamheid in haar woorden waren zo direct, zo ongefilterd. Hij voelde de tranen achter zijn eigen ogen prikken. Hij kon het niet drooghouden. Hij was gebroken, niet vanwege zijn huwelijk, maar vanwege het besef van haar verloren jaren.

Terwijl hij haar aankeek, schoof zijn hand onbewust over de tafel. Annelies’ blik was naar beneden gericht, maar haar hand vond intuïtief de zijne. Hun vingers sloten zich in elkaar.

Annelies voelde de warmte en de vertrouwde ruwheid van zijn huid. Ze keek naar Martins hand, en de emoties sloegen volledig op tilt. Ze herkende de knokkels, de lengte van zijn vingers. Dit waren de allereerste handen die haar ooit liefdevol gestreeld hadden, de handen die ze vast had gehouden op de zanderige bruggetjes en in het schemerlicht op het dak. Dezelfde handen, nu getekend door een ander leven.

Ze waren hier, in een bruin café, met hun lege levens op tafel. Ze hadden allebei grote, onmogelijke plannen gehad, maar geen van hen had ooit durven toegeven dat de enige echte planning in die vergeelde schoenendoos lag.

De schemering in het bruine café was inktzwart geworden. De laatste borrels hadden de scherpe randjes van de waarheid geslepen, en de pijn was verzacht tot een warme, allesomvattende acceptatie. Ze praatten niet meer over mislukte relaties of verloren banen. Ze spraken over de hut achter de begraafplaats, over de smerige handdoeken die ze van hun tantes moesten stelen na het zwemmen, en over de dag dat Martin van zijn fiets viel en Annelies een kus op zijn geschaafde knie gaf.

Hun handen, nog steeds ineengestrengeld over de tafel, waren inmiddels nat van het gemorste bier en hun eigen warmte, maar ze lieten elkaar niet los.

Annelies keek Martin aan. De alcohol had de contouren van zijn gezicht verzacht, de lijnen rond zijn mond vervaagd. Ze zag niet de uitgeholde echtgenoot van een uur geleden, maar de jongen die haar ooit in de ogen keek met diezelfde vurige, zekere blik van vijftien jaar oud. Natuurlijk wist ze dat hij vijftig was en dat zijn leven—en het hare—een puinhoop was geworden. Maar het gevoel was er nog, zo sterk dat het bijna pijn deed.

Martin kneep in haar vingers. Het was laat. De stamgasten bij de bar keken hen nu en dan met een glimlach aan.

“Ik denk dat het tijd is,” zei Annelies zachtjes.

Martin knikte. Hij keek naar zijn horloge en toen naar zijn lege glas. “Rijden gaat hem niet meer worden,” constateerde hij met een droge lach. “Ik moet een taxi bellen.”

“Geen taxi,” zei Annelies, haar blik vastberaden. “Ik woon hier vijf minuten vandaan. Kom een afzakkertje halen. Dan bellen we daar een taxi voor je naar huis.”

Het voelde als de meest logische beslissing van de avond. Het was geen romantische uitnodiging, maar een stilzwijgende erkenning dat ze deze nacht, na al die verloren jaren, niet zomaar mochten beëindigen aan een houten tafel.

Ze schuifelden naar buiten, hun handen nog steeds verbonden. De koele avondlucht sloeg in hun gezicht, en de lampen van de auto’s op de snelweg verderop flitsten voorbij.

Annelies begeleide hem naar haar kleine, anonieme rijtjeshuis. Eenmaal binnen was de sfeer direct intiemer, maar ook onzekerder. Het was het decor van haar echte, volwassen en eenzame leven. Een leven zonder de beloftes van Afrika.

De schoenendoos met de brieven belandde op de keukentafel, een stille getuige van de jeugd die ze aan het onderzoeken waren.

“Nog een sterke?” vroeg Annelies, terwijl ze naar de flessen in haar kast wees.

Martin schudde zijn hoofd. De alcohol diende om de angst te verdrijven, maar nu waren ze aanbeland bij de echte keuze. Nu hadden ze helderheid nodig.

“Nee,” zei Martin. “Laten we maar voor koffie gaan. Sterke koffie.”

Ze zette een pot. De geur van versgemalen bonen vulde de kamer en verving de geur van het bruine café en de sigaretten.

Ze ploften neer op de bank. De bank was zacht, te zacht. Ze zaten dicht bij elkaar, maar hielden elkaars handen niet langer vast. De stilte was nu anders. Het was geen alcoholische roes meer; het was de zware stilte van de realiteit.

Ze hadden elkaars handen al die tijd vastgehouden, maar nu ze gescheiden waren, was de afstand plotseling immens. De koffie, heet en zwart, stond voor hen op tafel.

Martin keek naar Annelies. Haar ogen waren weer helder, maar nog steeds vochtig van de tranen. De vraag hing in de lucht, de enige vraag die nog restte: Wat nu?

De afstand tussen hen op de bank was immens, maar de stilte was de katalysator.

Annelies keek naar de koffiekopjes op de tafel, naar de bundel brieven, en toen naar Martin. “Wat nu Martin? Kwam je alleen mijn brieven terugbrengen, of—” Ze durfde de vraag niet af te maken.

Martin pakte opnieuw haar handen vast, deze keer met een vastberadenheid die de angst en de alcohol van het café deed verdwijnen. Hij had het antwoord al gevonden op die stoffige zolder.

“We hebben vanavond in korte tijd gelachen en gehuild,” zei Martin, zijn stem vol, eerlijk. “We waren blij, maar ook op van de zenuwen. We zijn één keer vreselijk ver uit elkaar gegroeid, wat mij betreft verliezen we elkaar nooit weer.”

Dat was alles. Geen grote plannen meer, geen vage dromen, alleen die ene, eenvoudige belofte.

Annelies sloeg haar armen om hem heen. Het was een lange knuffel, vol van de warmte die twintig jaar lang ontbroken had. De tranen kwamen terug, maar nu waren het tranen van verlichting. Ze bleven zo zitten, stil, terwijl de geur van koffie en de warmte van hun hereniging de kamer vulden.

Uiteindelijk fluisterde ze tegen zijn schouder: “Morgen ben ik vrij. Blijf je slapen? Dan kunnen we samen verder praten en herinneringen ophalen. Dan zien we wel wat er moet gebeuren.” De schok was groot, het ongeloof nog groter, en de angst om haar gevoelens toe te laten zat nog diep, maar de behoefte om hem niet meer te laten gaan won het.

3 Maanden later…

Drie maanden later was de zolder niet meer Martins schuilplaats; Annelies’ kleine rijtjeshuis was zijn nieuwe thuis. Zijn appartement was opgezegd, de scheiding was een afgesloten hoofdstuk. Ze hadden geleerd om te leven met de littekens, de mislukte jaren waren de zware ballast die hun huidige, rustige geluk een diepere basis gaf. Het was een tweede kans, niet alleen voor hun relatie, maar voor hun hele leven.

Op een zonovergoten zondagochtend, terwijl Martin nog niet wakker was, liep Annelies de keuken in om koffie te zetten.

Op de keukentafel lag een witte envelop, met daarop in het inmiddels bekende, strakke, volwassen handschrift van Martin de tekst: ‘Voor Annelies’.

Haar adem stokte. Haar hart sloeg over. De ochtendzon verdween, vervangen door de muffe, panische angst van de zolder. Het zal toch niet? De beelden van die laatste onbeantwoorde brief, de angst voor onverwacht vertrek, de angst voor de verlating, kwamen met een verwoestende kracht terug. Haar blik vloog naar de hal. Zijn schoenen stonden er niet. Hij was nergens te bekennen.

Haar paniek sloeg bijna om in waanzin. Ze greep de envelop vast. De tranen sprongen in haar ogen. Ze kon hem niet nóg een keer kwijtraken.

Net toen haar vingers het papier bijna verscheurden, vloog de voordeur open.

“Hé, meisje!” zei Martin, zijn stem vrolijk en fris. Hij stapte de keuken in, een bosje bloemen in zijn hand, de frisse ochtendlucht achter zich. “Ik was even een ommetje aan het maken. Koffie en bloemen, dat is de perfecte zondag.”

Hij zag de envelop in haar verkrampte hand, haar opengesperde ogen, en de paniek die op haar gezicht stond geschreven. Hij liet de bloemen zakken.

“Heb je de envelop gevonden, meisje?” vroeg hij zachtjes, terwijl hij naar haar toe liep. “Het is speciaal voor jou. Kijk maar snel.”

De zenuwen knapten. Annelies scheurde de envelop open. Haar handen beefden. Er zaten twee stevige, glanzende tickets in.

Ze keek naar de bestemming.

Nairobi, Kenia.

Ze barstte in huilen uit. Maar dit waren geen tranen van pijn. Ze hield de tickets zo vast dat haar knokkels wit werden. Ze keek op naar Martin, haar ogen helder en vol.

“Je bent het niet vergeten,” snikte ze, haar stem gebroken van pure emotie. “Die brief, Afrika… je bent het niet vergeten.”

Martin glimlachte. Hij hield nog veel meer van haar dan ooit tevoren.

“Die droom lag te lang te wachten,” zei hij. “Ik heb de verkeerde dromen nagelopen, Annelies. Maar nu gaan we die droom van toen, de juiste droom, ingaan.”

Hij keek naar het paar tickets, en toen naar haar. “Laten we nu eindelijk de olifanten gaan zien. Samen.”

Einde.

 

Vergeten liefde deel 3bEpiloog: De Savanne
Het was vroeg in de ochtend. De lucht boven de Keniaanse savanne was een onwerkelijke mengeling van diep roze en zacht oranje. De geur van droge aarde, wild gras en een vleugje dauw hing zwaar in de stilte.

Martin en Annelies zaten op het terras van hun lodge, zwijgend.

Er waren hier geen stiekeme, zoute kussen of angstvallig opgeborgen brieven. Er was alleen dit: de werkelijkheid van een jeugddroom die eindelijk tastbaar was geworden.

Een kudde olifanten bewoog zich traag door de vallei onder hen. Annelies keek naar het majestueuze tafereel. Martin keek naar haar. Haar ogen straalden nu met de helderheid die hij sinds hun vijftiende jaar niet meer had gezien. De littekens van de gemiste jaren waren er nog, maar ze waren verzacht, vervangen door de rust die alleen een tweede, welverdiende kans kan geven.

Martin legde zijn hand op de hare. Ze had de rode, vergeelde strik uit de schoenendoos meegenomen, en die lag nu op de tafel tussen hun twee koffiekopjes. Een symbool van de belofte die was verbroken, maar die hen uiteindelijk weer bij elkaar had gebracht.

“De zon komt op,” fluisterde Annelies, haar hoofd tegen zijn schouder.

“Ja,” antwoordde Martin. “En we zijn er allebei. Samen.”

Ze keken toe hoe de savanne in vlam vloog van licht. Er waren geen grote woorden meer nodig, alleen de zekerheid van de hand die hij vasthield. De belofte was ingelost. Hun verhaal kon nu eindelijk beginnen.

Wat vond je van dit verhaal?

Aantal stemmen: . Gemiddeld cijfer:

Nog geen cijfer, ben jij de eerste ?

Geschreven door Vlinder

Hoi, ik ben Linde. Schrijven is mijn manier om gevoelens een plek te geven. Nieuw als ik ben, leer ik elke dag bij — en jullie reacties maken dat ik durf door te gaan. Mijn verhalen draaien meer om gevoel en sfeer dan om expliciete erotiek.

Dit verhaal is 1500 keer gelezen.
Reageren? Leuk! Houd het aub on topic en netjes, dankjewel!

2 gedachten over “Vergeten liefde deel 3”

Laat een antwoord achter aan speelsezeventiger Reactie annuleren