Kimberley (2) Een bijzonder bijbelstudie

Kimberley (2) Een bijzonder bijbelstudieKimberley bereidt zich na dit bezoek voor op haar bijbelstudiegroep, diezelfde zaterdagavond. De middag loopt tegen het einde, de lucht draagt al de geur van iets dat nauwelijks wachten kan. Haar man is zoals altijd de hele zaterdag jagen met vrienden en alleen als Kimberley voor de spiegel in de hal staat met een lichte blos op haar wangen en ze vochtiger tussen haar benen is dan deze devote avond toestaat, komt hij even in haar gedachten. Hij moest eens weten fluistert ze en streelt haar schaamlippen. Ze steekt haar haar op met een frivool palmboompje. Ze doet een jurk aan waarin een randje van haar kanten bh en van haar borsten zichtbaar worden. Ze is klaar om iedereen te ontvangen. Voor iets waarvan ze voorvoelt dat dit geen gewone bijbelstudie wordt.

Een voor een komen ze binnen: Ruben (22), licht stotterend als hij vurig wordt, gevoelige vingers, lachrimpels, komt samen binnen met Jordan (24). Hij is iets bedachtzamer, scherp in tekst en tong en heeft ogen die blijven hangen. Dan Amy (33), een gescheiden moeder, die rust zoekt in het Woord, er komen honderd vragen uit haar mond maar iets dat die rust moet brengen vindt ze niet; Piper (19), eerstejaars theologie, guitig, nerveus, met een blouse die steeds openvalt; Benjamin (21) is muzikaal, hij heeft zijn gitaar mee, hij is nieuwsgierig, ook naar de meiden onder de kleren vermoedt Kimberley als hij dromerig staart en Sarah (27), onlangs verloofd, maar vaak stil, met een blik die iets achterhoudt.

Als ze allemaal zitten, op de bank, op een stoel, op een kussen op de grond kijkt Kimberley gebiologeerd naar Ruben en Jordan, twee vrienden die altijd dicht bij elkaar zitten. Hun benen raken elkaar, hun stemmen zijn altijd warm als ze spreken over verzoening en verbondenheid. Ze maken haar altijd warm en blij. Als ze zich bukt om de Bijbel van de onderste plank van de salontafel te pakken, voelt ze dat een druppel zich langzaam verplaatst langs haar binnenlip. Ze laat hem lopen, als voorbode dat onder dit alles iets anders zindert, wat David die middag bij haar alleen maar heeft aangewakkerd. Als opening leest ze zacht het psalmvers van de avond: “Het is goed om eensgezind te leven, om liefde te ontvangen en te geven, als broers en zussen bij elkaar.” Ze voelt aan alles, dat dit vanavond ook gelézen moet worden, zoals zij die middag las en werd gelezen. Haar kut weet en wil dit ook. Wat nou als zij hen ontvangt zoals het lichaam de Geest ontvangt? Wat als goddelijke liefde ook in drievoud kan stromen? In en uit haar kutje. Ze onderbreekt haar gedachten met de vraag “Wat betekent dit voor ons?” alsof ze echt een discussie opent, alsof ze zichzelf even afleidt van haar gevoel, maar ze zet alleen maar door op weg naar wat onontkoombaar is. De poort staat al half open. De atmosfeer is geladen. Niet louter seksueel, maar de geur van muskus sijpelt onder alles door: bescheiden, zwoel, beschikbaar.

Sarah wil iets weten over lichamelijke nabijheid tussen broeders en zusters, als ze geliefden zijn. Ze lacht het meteen weg, maar haar hand blijft wel op de rand van de bank liggen, vlak naast Benjamin, die zijn pink er tegenaan laat rusten. Heel even, maar vervolgens niet meer loslaat. Kimberley snapt de vraag wel, Sarah wil gewoon met haar verloofde naar bed, maar ze komt uit zo’n puriteins nest, dat gaat niet gauw gebeuren. Piper is iets stiller dan normaal, zij broedt ergens op. Een warm eitje? Ze zit dicht op Kimberley, hun dijen raken elkaar telkens als Kimberley de bladzijde omslaat. En bij elke aanraking merkt Kimberley dat de jongste van de groep sneller ademt. En zacht wiebelt. Alsof ook haar kutje iets begrijpt van de betekenis van ‘eensgezind’ en klaar is om liefde te ontvangen en te geven. Zelfs de vrienden lijken intiemer naast elkaar te zitten.

Ze wil antwoord geven op Sarah’s vraag maar dan slaat Amy haar bijbel dicht en zegt zacht: “Ik voel me zo vreemd warm vandaag. Alsof de tekst iets aan wil raken. Ons.” Iedereen kijkt op. Kimberley glimlacht, omdat ze weet dat dit het moment is waarop alles kantelt. “Amy heeft iets moois ontdekt” zegt ze traag, “het is goed dat we vanavond niet alleen praten over verbondenheid en liefde, maar dat we haar voelen. Al is het maar met een hand op een arm of een dij. Zullen we?” Benjamin schuift iets dichter naar Amy. Jordan legt zijn hand op Rubens knie. En Piper leunt zachtjes tegen Kimberley aan. De kamer ademt traag, te traag voor bijbelstudie, te vochtig voor theologie. Kimberley schept de ruimte die ze voor ogen heeft, haar stem glijdt als honing over de randen van de stilte. “Wil iemand,” vraagt ze, zacht, bijna moederlijk, maar met wellustig vuur onder haar tong, “een bijbeltekst lezen die past bij Amy’s gevoel dat de tekst ons aan wil raken en die ons daarbij kan inspireren… En openen?”

Heel even blijft het stil, maar al snel schuift Jordan iets naar voren, bladert alsof hij wéét wat hij moet vinden. Met een heldere stem leest hij “Hooglied 1:2, Laat hij mij kussen met de kussen van zijn mond, want jouw liefde is zoeter dan wijn.” Het is alsof de lucht trilt. Er is herkenning. Amy sluit haar ogen. Benjamin likt onbewust zijn onderlip. Piper schuift haar hand in die van Kimberley, zacht, alsof ze het al eerder gedaan hebben in Pipers dromen. Sarah zucht. Een lange, lichte zucht die iets opent tussen haar benen dat ze nog niet durft te benoemen. Ook Sarah heeft iets op haar hart, zegt ze: “Weet je, God is liefde. En wie in de liefde blijft, blijft in God.” (1 Johannes 4:16). Ik vind dat …best gewaagd, ik zou dat wel willen leren.”

Jordan schuift zijn hand over de achterkant van de bank achter Ruben’s nek en drukt zijn voorhoofd zacht tegen het zijne. Piper kust Kimberley’s wang. Een traan op haar wang van zoveel liefde in één kamer, zoveel waarheid in lippen die nog niet eens gesproken hebben. “Amen,” fluistert ze. En dan kijkt ze Piper aan. “Wil jij met mij lezen?” En haar hand glijdt langzaam onder Pipers rokje, richting een dij die al gespannen staat van verwachting. Kimberley kijkt Piper aan met warme ogen. Die weet wat ze moet lezen om er voor te zorgen dat het echt begint te stromen. In de kamer. In haar slipje. “Hooglied,” fluistert Piper. “We lezen samen uit het Hooglied.”

Een beetje verlegen nog opent zij haar benen en Kimberley legt de open bijbel tussen hen in. Ze leest: “Mijn geliefde steekt zijn hand door het venster, en mijn ingewand wordt week van verlangen naar hem.” (Hooglied 5:4) Piper zucht geen theologische, maar een lichamelijke zucht. Ze voelt Kimberleys vingers nu duidelijker, de duim die zacht over haar binnenbeen glijdt. Pipers stem is zacht en helder als morgenlicht wanneer ze voorleest: “Ik ben van mijn geliefde, en zijn begeerte gaat naar mij uit.” (Hooglied 7:10) Kimberley sluit haar ogen terwijl ze Pipers stem hoort. Ze streelt met haar andere hand haar eigen borsten. Alsof ze wil laten zien dat deze woorden niet op papier horen, maar in vlees.

Dan pakt Piper het boek vaster en haar stem breekt licht wanneer ze leest: “Laten wij in de ochtend opstaan en naar de wijngaarden gaan. Daar zal ik u mijn liefde geven.” (Hooglied 7:12) Kimberley draait zich naar Piper toe haar lippen vlak bij die van Piper…Ze kust Piper op haar lippen. Piper voelt haar slipje nat worden. Haar venster is open voor een hand. Kimberley fluistert “kom je volgende week een keer met mij mee de tuin in onder de fruitbomen? Dan open ik je venster en kunnen we elkaar daar lezen met onze lippen.” Er volgt een diepe zucht, een ferme erectie, een rokje dat omhoog schuift, tepels die verstrakken.

Kimberley zet nu door, haar stem is fluweelzacht, een toon waarin eerbied en verwachting samensmelten: “Amy, wat ligt er bij jou nog meer op je hart? Heb jij een woord van de Heer?” Ze kijken allemaal naar Amy, terwijl haar hand die van Benjamin streelt, haar borsten barsten van verlangen bijna uit haar blouse. Dan, na een pauze die precies lang genoeg duurt om de kamer en de lichamen verder te openen, zegt ze: “Ik voel al de hele avond… dat ik met mijn lichaam moet lezen. Een ander lichaam, dat bereid is. Zoals Maria het Woord ontving in haar schoot… zo wil ik het ontvangen in mijn vingers.”

Benjamin slikt hoorbaar. Zijn knieën knikken iets naar buiten. Maar hij zegt niets. Hij kijkt naar Amy alsof hij haar nog nooit zó gezien heeft, en toch vanaf het eerste moment van de avond wist dat er iets ging gebeuren. Kimberley snapt haar, knikt. “Lees hem maar, Amy, zoals Hij jou heeft geleerd: in stilte, in genade, in verlangen.”

Amy legt heel rustig haar bijbel aan de kant, glijdt van de bank en knielt als een priesteres voor Benjamin, met een kalmte die niet van deze wereld lijkt, maar van een wereld die uit klanken bestaat die je alleen voelt tussen dij en ademhaling. Ze knoopt zijn broek zorgvuldig, bijna plechtig open. En zijn lijf, dat warme, jonge lijf, zijn jeugdige strakke lul, komt vrij in haar handen. Ze kijkt naar Benjamins lul zoals een vroedvrouw kijkt naar een pasgeboren waarheid: eerbiedig, geconcentreerd, zinnelijk, zonder enige haast. Zijn onderlichaam ontvouwd als een vers dat zich pas laat begrijpen door wie werkelijk durft te lezen wat er staat.

En hij staat. Strak gespannen. Amy leest wat er tussen zijn benen staat. Met haar handen. De eerste aanraking is een streling, vlak boven de wortel, waar huid verandert in verwachting. Haar vingers rusten daar. Als een hand op een heilige tekst. Dan beweegt ze, langzaam, met twee handen, alsof ze het ritme wil vinden waarin zijn hart en zijn bekken samen kloppen. Benjamin kreunt zacht. Geen pornografische maar een gewijde, hemelse kreun. Een geluid dat zelden wordt gehoord in gebedsruimten. Amys duimen cirkelen onder zijn eikel, precies zo als Kimberley ooit de olie cirkelde op het voorhoofd van een stervende tante, met liefde, met zachtheid, met een fluisterend doel. Benjamins hoofd valt achterover. Zijn mond opent. Zijn ogen sluiten. Piper ademt diep, ze voelt Kimberleys hand tegen de rand van haar slipje, haar pink toucheert haar klitje.

Amy blijft bewegen. Langzaam, met zorg, met een ritmische toewijding alsof ze zichzelf wegcijfert in de handeling, maar tegelijkertijd wordt wie ze werkelijk is: een zegenende vrouw. Een altaar van aanraking. Een wijdingsgebed met vingers. Kimberley ziet het, Amy voelt het dat hij komen gaat. Zijn adem verandert, zijn lichaam trilt, en als hij zijn climax bereikt, zegent hij haar handen en onderarmen met een fontein van wit lichaamsvocht.
Amy blìjft strelen en beweegt haar handen als een gebed: de ene rust aan de basis van zijn staf, de andere glijdt in een zachte slinger over zijn as, in een ritme dat zij niet bedacht heeft maar dat door haar heen stroomt. En dan zingt ze met een stem die klinkt als een vroege ochtend in een kloosterkapel “Een fontein van liefde, stroomt door mijn handen, hier uit jouw lichaam, hier brandt jouw vuur…”

Benjamin snikt bijna, zijn heupen trillen, maar hij houdt zich stil. Hij wíl niet klaarkomen. Nog niet. Niet in een explosie, maar zacht gulpend, als dank voor haar liefde. Amy wiegt hem verder, zingt door. “Mijn handen aanbidden, waar woorden verstommen. Gij zijt mijn lied, mijn psalm van vlees…” Iedereen in de kamer luistert. Niemand durft te bewegen. Alleen Kimberleys pink masseert heel zacht Pipers clitje. Zelfs de kaarsen lijken even stil te branden, alsof het licht zelf getuige wil zijn van wat hier gebeurt. Benjamin opent zijn ogen. Zoekt die van Amy. En dan, dan legt hij zijn hand op haar kruin. Om haar te zegenen. “Laat mij over u komen,” zegt hij zacht, “als een bron, als een fontein van vreugde.” En Amy knikt.

Haar handen blijven glijden, langzaam, toegewijd. Ze voelt hoe zijn zaad zich aandient. Benjamin kijkt haar aan, zijn ogen glinsteren van iets dat groter is dan lust, maar dat wél door lust naar buiten wil. Zijn hand rust nog op Amy’s kruin, en zij zit daar geknield als een gewijde dienares, een altaar onder hem, klaar om te ontvangen. Ze voelt hem trillen. Zijn heupen zoeken houvast, maar haar handen blijven zacht, zachter dan geloof, vaster dan twijfel. Dan stopt ze met zingen, opent haar mond en met haar tong nadert ze hem. Benjamin’s hand glijdt naar haar wang. Streelt haar terwijl hij haar mond binnenglijdt. Langzaam. Dit is geen penetratie, maar een offer.

Amy sluit haar lippen rond hem met een eerbied die geen enkel Schriftblad ooit heeft kunnen vatten. Haar tong beweegt zacht, als een hymne zonder klank. Een sacramentslied tussen haar lippen. Ze zuigt zijn lul niet, ze aanbidt die. Benjamin kreunt. Zijn bekken stuwt nu onwillekeurig, maar zij blijft hem begeleiden, ritmisch, ritueel, als een klok die weet: dit is het uur van overgave. Kimberley voelt dat Pipers slipje natter wordt, haar clit explodeert bijna onder de zachte druk van Kimberleys pink. En dan komt hij, als een fontein. Zijn zaad vult haar mond, en zij houdt het even vast, zoals een priesteres de wijn vasthoudt voor ze het altaar kust. Precies op dat moment trilt Piper en Kimberley zet nog even aan. Piper houdt het niet meer, gilt “Jezus, ik kom” en Kimberley voelt hoe Pipers onderbroek nat wordt.

Dan stopt Kimberley met masseren. Piper legt haar hand op die van Kimberley en samen kijken ze, met de anderen, hoe Amy omhoog kijkt. En slikt. Langzaam. Zacht. “Een fontein van liefde…” De kamer is stilte. En in die stilte ademt God. De lucht in de kamer is dik van genade. Niet zwaar, maar rijk. Als wierook die geen rook nodig heeft, alleen adem.
Kimberley heeft ondertussen gezien hoe Jasons hand naar Rubens kruis verschoof, zijn rits omlaag deed en zijn knoop losmaakte. Zijn hand ligt op diens slip en maakt masserende bewegingen. Zij wil die broederliefde straks ook ervaren, intens en diep.

Kimberley staat langzaam op, haar jurk licht gekreukt waar Piper haar bovenbeen kneep toen ze klaarkwam. Ze kijkt de kring rond. Naar Benjamin, nog trillend van overgave. Naar Amy, wier lippen glanzen van wat ze ontving. Naar Jordan en Ruben. Hun handen rusten nu op elkaars kruis. Naar Piper die haar hand met moeite losliet. Naar Sarah, stil, open, met vochtige ogen. En ze vermoedt dat er bij haar meer vochtig is. Dan zegt ze, heel zacht, maar met een kracht die als balsem in hun buiken zinkt: “Zullen we bidden… en danken?”

Iedereen buigt het hoofd. Kimberley sluit haar ogen en begint te spreken als een moeder overste, moederschoot: “Heer, wij danken U voor de aanraking, voor de woorden die vlees werden, voor de monden die lazen en de lichamen die opengingen. Voor het zaad dat niet werd verspild, maar ontvangen. Voor de tongen die niet veroordeelden, maar zegenden. Voor de liefde die geen vorm nodig had om echt te zijn. Help ons dit lichaam, deze gemeenschap, verder te dragen in eerbied, in verlangen, in tederheid en in vuur.” Ze opent haar ogen. Piper fluistert: “Amen.” De kamer ademt uit. Een zucht. Een siddering. En niets is gesloten.

Kimberley blijft rechtop staan. Haar hand rust op haar buik alsof ze daar iets voelt groeien wat nog geen naam heeft, maar wel gewicht heeft. Ze kijkt de kring rond. Er is nog steeds stilte, een open stilte, een bedding waarin woorden wortel mogen schieten. “Ik wil,” zegt ze, “wat lezen… over zaad. Zaad dat niet verspild mag worden.” Er beweegt iets in Benjamin’s lijf bij dat woord zaad. Alsof het nog nazindert in zijn lul, ook al heeft Amy het geslikt. Jordan knikt, Ruben streelt nu Jordan’s kruis, maakt zijn knoopjes los. Ondertussen leest Kimberley “Genesis 38:9,” zegt ze. “Toen Onan met de vrouw van zijn broer naar bed ging wist hij dat hij met zijn zaad een kind voor zijn broer zou maken en dat het niet voor hem zou zijn. En dus trok hij zich af en gaf zijn zaad niet aan haar. Wat hij deed was kwaad in de ogen van de Heer.”

Ze kijkt de kring rond. “Het zaad werd verspild. Niet omdat het seksueel was, maar omdat het niet gegeven werd waar het hoorde te belanden. Omdat hij zich terugtrok, terwijl er iemand was die vurig naar zijn zaad verlangde. Dan leest ze verder. “Jesaja 55:10” ‘Zoals regen of sneeuw neerdaalt uit de hemel en daar niet terugkeert, zonder eerst de aarde te doordrenken, haar te bevruchten en te laten groeien, zodat zij zaad geeft aan de zaaier en brood aan de eter – zo is mijn woord.’ Zie je,” zegt Kimberley, “het zaad is bedoeld om te landen. Om door te dringen. Om vrucht te dragen. In een lichaam. In een ziel. In een mond die niet afwijst, maar slikt als sacrament.”

Piper sluit haar ogen. Sarah ademt diep. Amy legt een hand op haar eigen onderbuik, alsof ze voelt wat ze ontvangen heeft. “En tenslotte…” fluistert Kimberley, “1 Korinthe 15:38: ‘Maar God geeft aan elk zaad de eigen vorm van het lichaam dat Hij heeft bedoeld: aan elk zaad zijn eigen lichaam.’ Lieverds, iedere uitstorting, iedere druppel, draagt een vorm in zich. En wij zijn geroepen om die vorm niet te breken, maar te ontvangen.” Dan slaat ze haar bijbel dicht. Een zachte klank. Als het sluiten van dijen na de liefde.

“Wij gaan vanavond geen zaad verspillen.” Haar dijen staan open, haar slipje nat, haar stem is laag, drager van warmte en richting. Ze spreekt alsof ieder woord dat ze uitspreekt al eerder tussen dijen heeft gelegen, kloppend, gloeiend, wachtend. “We begonnen met Psalm 133,” zegt ze, “Zie toch, hoe goed en hoe lieflijk, als broeders samen wonen…” Haar ogen rusten nu op Ruben en Jordan, die elkaar intiem vasthouden, alsof ze elkaar daar vaker strelen. “…samen wonen in dezelfde schoot,” fluistert ze, “Wat zij schenken is als kostbare olie… Ruben en Jordan, jullie zijn dezelfde bron, dezelfde bedding. Hoe kostelijk is het zaad.”

Ze bladert. En leest verder: “Spreuken 3:9–10” “Eer de HEER met je rijkdom, met het beste van wat je bezit. Dan vullen je schuren zich met overvloed en stromen je wijnkuipen over.” “Zie je,” zegt Kimberley, “het beste wat je bezit. Dat is wat je draagt in je lendenen, je zaad. Wanneer je het schenkt aan wie het ontvangt in liefde, dan wordt er overvloed geboren.” Jordan knijpt zacht in Rubens lul. Benjamin slikt. Piper voelt hoe nat haar slip is. En Amy fluistert: “Amen, zuster.” Kimberley leest, langzaam, het slotvers van haar selectie, een vers dat ze draagt als een zegen én een belofte: “Jesaja 61:11 ‘Zoals de aarde haar gewas voortbrengt en een tuin het gezaaide laat ontkiemen, zo laat de Heer, gerechtigheid ontkiemen en lof klinken voor het oog van alle volken.’ Ik ben vanavond die tuin,” zegt ze. “En jullie, Ruben, Jordan: jullie mogen zaaien. Niet uit lust, maar uit roeping. Niet uit zonde, maar uit zegen.”

Ze sluit het boek. Haar dijen liggen open, zoals de grond die verlangt naar wat in haar geplant wordt. De kamer houdt haar adem in, maar van heilige opwinding. Een stil juichen in het vlees. De bijbel is nog warm in haar handen, maar haar schoot warmer. Ze kijkt Ruben en Jordan aan, hun lullen kloppen tegen de stof van hun onderbroeken. En dan zegt ze het zacht, maar helder. Een zinnetje dat siddert als wierook en slaat als vuur. “Willen jullie samen…” een pauze, een zucht “…mijn wijnkuipje doen overstromen?”

Het is geen vraag. Het is een uitnodiging, een open altaar. Een vers waarin haar lichaam al klaarstaat om de psalm te ontvangen. Ruben opent zijn mond. Maar het is Sarah die hen voorgaat. Niet met een tekst. Maar met een stem die druipt van begeerte, van herkenning, van ingehouden geilheid die eindelijk een weg vindt. “Amen” zegt ze, haar stem lager dan gewoon, alsof ze mee wil stromen. Het woord hangt in de lucht als een zegel. Als een sleutel. Ruben stapt naar voren, trekt zijn trui uit, langzaam, zodat zijn buik, zijn borst, zijn verlangen zichtbaar worden. Jordan volgt, hun handen vinden elkaar eerst, dan Kimberley’ heupen. Ze zit nu weer. Niet op de bank, maar op een kussen op de vloer, haar benen geopend, haar jurk als een poort opgetrokken. Piper streelt haar slipje, trekt het langzaam uit, knoopt het teder om de lul van Ruben, alsof ze mee wil doen in wat komen gaat.

“Vul me,” zegt Kimberley. “Laat niets verloren gaan, mannen.” De jongens knielen. Ze willen haar maar al te graag dienen. Ze leggen hun handen op haar dijen, hun lippen dicht bij de rand van haar wijnkuip. En Sarah? Die staat nu op. Haar handen glijden over haar borsten, ze streelt haar tepels, pakt Piper vast, stevig gearmd. Het licht is gedempt, maar het lichaam spreekt helder. Kimberley ligt op het kussen, haar benen wijd, haar schoot geopend als een kelk die weet dat ze vanavond opnieuw wordt gevuld. Ruben en Jordan knielen, allebei naakt nu, hun lichamen als spiegels van elkaars verlangen. Ze kijken niet naar elkaar, maar ze voelen: dezelfde hitte, dezelfde drang, uit gezamenlijke toewijding.

“Samen wonen, in dezelfde schoot,” fluistert Kimberley, haar stem vol zegen en zucht. Ruben kust haar binnenbeen, Jordan haar buik. Hun handen glijden langs elkaar over haar dijen, hun vingers botsen zacht, maar wijken niet. Dan nemen ze positie. Ruben voor, Jordan achter. Twee wegen naar hetzelfde centrum. Twee broeders, één tempel. Jordan tilt haar bekken op, ondersteunt haar rug met zijn hand. Zijn lul is warm, stevig en hij vindt haar achteringang, die minstens zo nat is van verlangen als haar voorpoort. Ze is klaar voor een vollede overgave. Ruben kijkt Kimberley aan. Zij knikt. Langzaam. Helemaal open. Helemaal bereid. Dan treden ze binnen, tegelijk, een dubbele intrede in het lichaam van de vrouw die hen heeft uitgenodigd om haar wijnkuip te laten overstromen. Ze kreunt. Luid. Eerbiedig.

Ze bouwen hun ritme op, langzaam, als gebedsmolens die samen draaien en die haar kut én kont tot altaar maken. Kimberley komt. En Kimberley komt weer. Elke stoot van Jordan die haar bekken vult, elke glijbeweging van Ruben die haar binnenlippen kust, maakt haar lijf een bron die maar blìjft geven. Sarah kijkt toe. Haar hand in haar slip. Oh nee, haar slip is allang weg, die heeft Piper in haar handen. Haar vingers druipen. Haar mond zingt zacht:

“Een fontein van liefde zal voor je stromen elke dag
Een fontein van liefde stroomt er elke dag
en schenkt jou de liefde waaruit je nemen mag
en schenkt jou de liefde waaruit je geven mag.”

Terwijl zij zingt ziet ze Ruben klaar komen. Met een diepe zucht en ogen gesloten, zijn zaad schiet warm diep Kimberleys baarmoeder in. Jordan volgt snel daarna, zijn bekken tikt tegen haar billen terwijl zijn lading zich dieper ontlaadt in haar achterste. Kimberley beeft. Ze heeft ontvangen. Is bewoond. Gezegend.

En terwijl ze beiden in haar liggen, gevuld, glanzend, legt ze haar hand op hun nekken, en fluistert: “Jullie zijn mijn broeders. En ik… ben jullie tuin.” Dan beweegt Sarah, als een kelk die eindelijk weet waar zij voor gemaakt is. Ze staat daar, maakt de rits van haar jurkje los, haar borsten zacht trillend onder de stof, haar blik als een heilige vlam die nog nooit mocht branden maar nu niets anders wil dan vuur. “Ook ik…” haar stem breekt, maar vindt zichzelf terug in fluistering, “…verlang er naar mijn wijnkuipje te openen. Voor jullie. Voor Hem. Voor het zaad dat niet meer verspild mag worden.”

Kimberley glimlacht, nog altijd gevuld, Ruben diep in haar voorste kamer, Jordan warm in haar achterste bedding, maar haar hand reikt nu naar Sarah, roept haar dichterbij, op de rand van de samensmelting. “Kom, zuster,” zegt ze. “Laat ons een dubbele kelk worden.” Sarah, die allang niet meer denkt aan haar verloofde, knielt naast haar, haar lichaam trilt nerveus, haar kutje trots om te ontvangen. Ze spreidt haar benen als een poort die tot op de dag van vandaag gesloten was en eindelijk de sleutel ontvangt. Ruben en Jordan trekken zich zachtjes terug uit Kimberley, hun stijve lullen glanzen van haar zegen, nog druipend van wat ze haar gegeven hebben.

En dan richten zij zich op Sarah, de maagdelijke tuin die zélf vraagt om beplanting. Jordan kust haar hals, Ruben haar buik. Hun handen tasten haar dijen, hun monden raken haar huid alsof elke porie een ongelezen psalm is. “Ik wil jullie samen,” fluistert Sarah. “In mij. Tegelijk. Zoals in haar.” En zo openen zij haar, voor het eerst, voor het heiligste. Jordan van voren, Ruben van achter, samen, of anders, maar in elk geval als broeders in de schoot van een zuster die niet meer wil wachten. En Sarah gilt. Niet van pijn. Ze zingt. Zacht, hoog, een klank als een bel in een klooster, nat van verlangen en liefde. “Neem mij,” zegt ze, “beplant mij. Want ook ik ben aarde. En wijn. En klaar om te druipen voor de Heer.”

Dan draait Sarah zich om. Zonder schaamte. Zonder terughoudendheid. Alsof haar lichaam al eeuwen weet wat haar hart pas sinds vanavond durft te bekennen. Ze legt zich neer, op haar buik, haar wangen rood van gloed, haar dijen zacht geopend. Haar rug als een altaardoek, haar billen als een uitnodiging tot offer en overvloed. “Leg mij,” fluistert ze, “zoals een lam gelegd wordt op een altaar.” Jordan knielt achter haar. Zijn handen spreiden haar billen zacht, en zijn lul, nog glanzend van Kimberley’ ingewijde vocht rust nu aan de poort van haar achterste. Een maagdelijke poort, maar bereid. Ruben schuift tussen haar benen, zijn eikel glijdt langs haar lipjes, voelt de hitte, de spanning, het druppelende welkom van een meisje dat geen meisje meer wil zijn.

Kimberley kijkt toe, met zaad in haar schoot en haar kontje. Zij voelt het langs haar benen stromen, maar is nog half gevuld. Haar hand op haar buik, alsof ze de echo van hun binnenkomst in zichzelf nog hoort. “Samen,” zegt ze zacht, “samen wonen, in dezelfde schoot.” En dan dringen ze binnen. Tegelijk. Voor het eerst wordt Sarah bewoond. Ze hapt naar adem, geen gil, geen schreeuw, maar een langgerekt jaaaah dat door de kamer siddert als een psalm over verloren of geschonken maagdelijkheid, die eindelijk niet meer hoeft te bestaan.

Jordan vult haar van achteren, dieper dan ze ooit vermoedde dat mogelijk was. Ruben stoot zacht, ritmisch, zijn hand op haar schouder, leidend, biddend, beplantend. Hun lichamen bewegen in harmonie, geen strijd, geen drift, maar een vierhandig gebed over haar bekken gezongen. En Sarah met zweetdruppels op haar onderrug, open mond, vingers geklemd in het kleed, begint te huilen. Niet van pijn, maar van vervulling. “Mijn kelk… stroomt over…” fluistert ze. En dan komen ze. Beiden. In haar. Tegelijk. Zaad in haar schoot. Zaad in haar achterste. Geen druppel verspilling. Een dubbele uitstorting die haar lichaam vult zoals de Schrift beloofd heeft.

Sarah ligt nog steeds op haar buik, haar billen glanzend, haar kut druipend van broederlijk zaad, haar rug bevend in het naspel van wat heilig is geworden. Ze snikt nog zacht, maar het zijn geen tranen van schaamte maar van geluk, het zijn druppels van een kelk die voor het eerst werkelijk overstroomt. Kimberley knielt naast haar. Haar jurk schuift omhoog langs haar dijen, haar handen zijn warm, maar het is haar mond die nu spreekt zonder woorden. Ze buigt zich over Sarah heen, ademt haar geur in, een mix van nieuw verlangen en ontvangen belofte, en dan, zonder vragen, legt ze haar lippen op de druppels die over Sarah’s dijen lopen. Ze likt. Zacht. Langzaam. Met een tong die leest wat Ruben en Jordan daar geschreven hebben, als bevestiging, als bekroning. Haar tong glijdt omhoog langs de rand van Sarah’s kut, waar zaad zich verzameld heeft als dauw, en ze zuigt het op, als ritueel. “Gezegend is het zaad,” fluistert ze, “dat stroomt in waarheid.” Dan likt en kust ze Sarah’s billen, en sluit haar ogen als een laatste amen.

Langzaam vormt de groep een cirkel. Geen leiding. Geen volgorde. Een gesloten kring van open lichamen, waar adem en huid het gebed verder dragen. Kimberley kijkt op. Haar blik gaat van lichaam naar lichaam. Zacht, warm, vol liefde. Tot haar ogen blijven hangen bij Piper en Amy. Piper, met haar hand op haar vochtige onderbuik, alsof daar iets bloeit. Amy, die net een fontein had gezegend met haar mond, en nu opnieuw ontvankelijk kijkt, niet voor een man, maar voor een vrouw. Kimberley zegt niets. Ze kijkt alleen. En in die blik ligt een uitnodiging.

“Zijn jullie klaar,” zeggen haar ogen, “om samen een psalm te zingen met tongen, en elkaar te lezen zoals alleen vrouwen dat kunnen?” De kring is stil. Warm van huid, kloppend van wat al gedeeld is, gevuld van wat nog steeds door ieders dijen zindert. Kimberley draait zich naar Piper het jongste lichaam in de kring, de zachtste ademhaling, maar met ogen waarin verlangen ligt dat ouder is dan haar jaren. Haar stem is teder, bijna moederlijk, maar met een zweem van iets diepers, dat onder de woorden gloeit. “Piper…”

Ze laat haar naam even rusten in de ruimte, zacht als een hand op een wang. “Heb jij iets gemist… tijdens deze bijbelstudie?” Piper slikt. Haar lip trilt. Haar hand rust nog steeds rust op haar buik, alsof ze zichzelf vasthoudt om niet open te vallen, maar haar clitje ontpopt zich. “Ja,” zegt ze uiteindelijk, zachter dan de kaarsen durven flikkeren. “Ik heb gevoeld, geluisterd, gestaard… jij hebt me gelezen, maar er is meer…” Een zucht trekt door de kring. Niet als schok, maar als herkenning. Kimberley buigt zich iets naar haar toe. “En wie mag dat ontvangen, zuster?” Piper kijkt recht naar Amy. “Zij,” zegt ze. “Zij mag mij lezen. Met haar vingers. Met haar tong. Of als ze wil met haar kut. Met alles wat in haar woont.”

Amy glimlacht. Niet van verrassing. Maar van aanvaarding. Amy pakt Pipers hand legt haar in het midden van de kring, waar het kleed nog warm is van eerdere overgaven. Niet als een altaar, maar als een bedding voor wat nog gezongen moet worden. Piper ligt op haar rug, haar blouse half open, haar rokje opgetrokken tot aan haar heupen. Haar adem onregelmatig, niet van twijfel, maar van verwachting. Van verlangen. Amy gaat op haar zitten. Hun kutjes ontmoeten elkaar. Zonder schaamte, zachtjes beweegt Amy en neemt Piper mee in haar ritme, teder, passievol, eerbiedig. Terwijl haar lippen steeds intenser langs de lipjes van Piper glijden, alsof ze een psalmrol opent die eeuwenlang verzegeld was, buigt Jordan zich naar zijn bijbel. Zijn stem klinkt kalm, warm, de bastoon van een koor dat zacht begeleidt wat kut op kut nu samen zingen.

Hij leest: “Hooglied 4:7 ‘Geheel mooi zijt gij, mijn vriendin, en er is geen gebrek aan u.’ Hooglied 4:12 ‘Een besloten hof zijt gij, mijn zuster, mijn bruid;
een besloten bron, een verzegelde fontein.’” Hij kijkt Piper aan, die net op dat moment haar bekken opheft onder de intense streling van Amy’s kut. Amy leest nu met haar kut, haar lippen glijden langzaam langs Pipers schaamlippen, alsof elke vezel een woord is dat alleen zij begrijpt. Ze activeert haar clit, cirkelt eromheen, zoals een pelgrim de tempel benadert. Piper kreunt. Haar handen zoeken Amy’s borsten, smekend, schenkend. Jordan leest verder.

“Hooglied 7:7 ‘Uw gestalte is gelijk een palmboom, en uw borsten zijn als druiventrossen. Ik zei: ik zal de palmboom beklimmen, ik zal de trossen grijpen.” En precies op dat moment verandert de setting. Piper zorgt er behendig voor dat Amy op haar rug ligt en met haar lippen neemt ze Amy’s clit tussen haar tong en gehemelte en zuigt, zacht, ritmisch, als een heilige hymne en haar handen vinden opnieuw haar borsten. Amy komt direct. Niet met een gil, maar met een siddering die zich door de hele kring verspreidt. Kimberley sluit haar ogen. Sarah buigt haar hoofd. Benjamin fluistert en knipoogt: “Wat een avond, Kimberley, en dan hebben we jouw druiventrossen nog niet eens geproefd.” “En gelukkig staat mijn palmboompje ook nog. Misschien mag jij me een andere keer beklimmen…” En zo sluit de groep een avond af die intensiever was en langer duurde dan anders. Maar niemand van hen ging ooit eerder zo voldaan slapen.

Wat vond je van dit verhaal?

Aantal stemmen: . Gemiddeld cijfer:

Nog geen cijfer, ben jij de eerste ?

Geschreven door Thomas

Ik houd ervan om verhalen te schrijven. Mijn erotische verhalen wil ik hier graag met je delen. Wil je contact dan kun je me mailen op thomasnoorderlicht@gmail.com

Dit verhaal is 5835 keer gelezen.
Reageren? Leuk! Houd het aub on topic en netjes, dankjewel!

Plaats een reactie