De beelden van Sven, zijn hand, de intimiteit in die versleten fauteuil, flitsten door mijn hoofd als een stroboscoop. Terug in de veilige cocon van mijn kamer voelde het alsof de muren, zo dun, niet alleen hun geluiden, maar nu ook de echo’s van hun openlijke mannelijkheid naar binnen lieten sijpelen. Mijn maag kromp nog steeds van de spanning, de chocoladereep volledig vergeten. Ik plofte op mijn bed, mijn ademhaling schokkerig. Buiten tikte de regen onverstoorbaar tegen het raam, een zacht ritme dat contrasteerde met het tumult in mijn hoofd.
Die knalroze tint op zijn telefoon… Ik kon het niet loslaten. Mijn hoodie. De gedachte dat het mijn hoodie zou kunnen zijn, was tegelijk absurd en verwarrend. Wat zou die op zijn scherm doen? Zeker, ik had wel eens zo’n zelfde felle kleur gezien wanneer hij weer urenlang achter zijn computer zat, verdiept in een of ander game. Maar de manier waarop zijn blik gefixeerd was geweest, de intensiteit in zijn gezicht… Nee, onzin. En toch.
Ik stond op en liep naar de spiegel. Mijn reflectie staarde me vermoeid aan. Die ochtend nog, toen ik die zachte, roze hoodie had aangetrokken, had ik geprobeerd de buik te verbergen die altijd nét te prominent leek. Mijn dijen schuurden tegen elkaar aan bij elke stap, een stille herinnering aan de “volle” figuur waar mijn moeder zo graag opmerkingen over maakte, of de gestroomlijnde lichamen die over mijn Instagram-feed paradeerden. Sven, daarentegen, had zich uitgestrekt in de woonkamer, zijn borsthaar pluizend, zijn buik die ongedwongen meebewoog met elke ademteug. Geen spoortje zelfbewustzijn. Waarom voelde ik me zo ongemakkelijk in mijn eigen huid, terwijl hij zo schaamteloos comfortabel was in de zijne? Wat dacht hij als hij mij zag, zo verhuld? Vast dat ik lelijk of onaantrekkelijk was. De gedachte knaagde, zoals altijd.
De verwarring over zijn openlijke actie in de woonkamer, midden in onze gemeenschappelijke ruimte, bleef rondspoken. De woonkamer, waar de vuile vaat zich opstapelde en de bierflesjes een vast onderdeel van het interieur waren, was voor mij een plek van ergernis, geen toevluchtsoord. Waarom dáár? Waarom niet in zijn eigen kamer, achter een gesloten deur? Zijn nonchalance met privacy was bijna een aanval op mijn eigen vrouwelijke ruimte, mijn behoefte aan een zekere orde en intimiteit. Het voelde als een inbraak, niet zozeer op mijn fysieke, maar op mijn mentale veilige zone. Mijn seksualiteit was iets intiems, iets dat ik diep vanbinnen verborgen hield. Zijn brute eerlijkheid, midden in die ruimte, doorbrak dat.
De beelden van die avond waren hardnekkig. Ze drongen zich op, zelfs wanneer ik probeerde me te concentreren op mijn collegeaantekeningen. Of ik nu door de drukke straten fietste, langs slanke meisjes in crop-tops, of aan tafel zat waar de gesprekken over gamen en voetbal mijn eigen stem overstemden. De beelden van Sven, en de schaamte over mijn eigen lichaam, bleven knagen. Een zin over fotosynthese, en plots zag ik weer die gespannen kaaklijn van Sven, die vreemde intensiteit in zijn ogen. Ik walgde van de rauwe openheid, het gebrek aan schaamte in de gedeelde ruimte, en tegelijkertijd trok het me aan. Hoe kon zoiets tegelijkertijd zo afstotend en zo fascinerend zijn? De dualiteit van mijn gevoelens maakte me gek. Ik voelde me vies, alsof ik medeplichtig was aan iets wat verboden is, alleen al door te kijken. Maar de nieuwsgierigheid woog zwaarder. Wat was dat voor gevoel dat zich in mijn onderbuik had genesteld? Waarom reageerde mijn lichaam zo?
Die week kroop ik vaker dan normaal in mijn hoodie, een pantser tegen de kritische blikken of, erger nog, de onzichtbaarheid. Toch was Sven die dagen anders. Op een ochtend, terwijl ik in de keuken snel een boterham smeerde, zag ik zijn blik in de reflectie van het raam. Hij stond bij het koffiezetapparaat, zijn rug naar me toe, maar in het glas ving ik een glimp op: zijn ogen waren op mij gericht. Ze dwaalden kort, van mijn losvallende trui naar de roze stof, alsof hij iets probeerde te ontcijferen. Toen hij zich omdraaide, was zijn blik weer onverschillig, maar de rilling over mijn armen bleef hangen. Had hij echt gekeken? Of was het slechts mijn verbeelding, gevoed door mijn obsessie?
Later die dag, tijdens een discussie over de ranzige afwas, merkte ik dat Joost en Lars elkaar aankeken en grijnsden toen ik een schoonmaakrooster voorstelde.
“Typisch iets voor jou, hè,” sneerde Joost, “alles netjes en georganiseerd. Wij zijn gewoon chaotische mannen.”
Lars boerde instemmend. Ik voelde de hitte in mijn wangen, de bekende steek van buitenstaander zijn. Maar toen zag ik Sven. Hij stond leunend tegen de deurpost, zijn armen over elkaar geslagen, en zijn blik was niet op Joost gericht, maar op mij. Er lag iets in, een zekere ernst, een stille afkeuring van zijn huisgenoten. Een fractie van een seconde maar, en toen draaide hij zich om, nonchalant, alsof hij niets had gezien. Toch voelde het als een kleine, onverwachte bondgenoot.
Nog een avond liep ik langs Svens open kamerdeur. Binnen klonk zachte gitaarmuziek, geen van de gebruikelijke harde beats. Hij zat op zijn bed, een notitieblok op zijn knieën, en krabbelde iets. Toen hij me zag, legde hij het blok snel weg, een lichte blos op zijn wangen.
“Hoi,” zei hij, zijn stem onverwacht zacht. “Loop je weg, of zo?”
Ik schudde mijn hoofd.
“Nee, ik… ik hoorde de muziek. Klinkt mooi.”
Hij glimlachte verlegen, iets wat ik nog nooit bij hem had gezien.
“Oh, dat. Beetje aan het pielen.”
Er hing een moment van ongemakkelijke stilte, maar het was een andere stilte dan anders. Niet de onverschilligheid die ik gewend was, maar een kwetsbaarheid. Mijn hart sloeg een slag over. Ik knikte en liep door, maar de ontmoeting bleef in mijn gedachten hangen, een nieuw stukje van de puzzel die Sven heette.
Woensdagavond was ongewoon stil, het huis leeg op het zachte boren van een verre bouwvakker na. Ik scrollde door mijn telefoon, mijn ogen bleven hangen op een artikel dat ik per ongeluk aanklikte: “Hoe ik mijn lichaam leerde omarmen: een reis naar zelfliefde.” De woorden raakten me, een zachte prikkel in mijn onderbuik. De schrijfster beschrijft hoe ze haar eigen verlangens durfde te verkennen, hoe aanraking haar hielp haar lichaam te accepteren. Ik legde mijn telefoon neer, mijn wangen warm. Kan ik dat ook? Mijn ogen gleden naar mijn gesloten deur, een zeldzaam moment van privacy in dit huis. De stilte voelde als een uitnodiging, een veilige ruimte om iets te proberen dat ik nooit eerder heb gedurfd.
Ik ging op mijn bed liggen, mijn handen rustend op mijn buik. De stof van mijn trui voelde zacht, maar daaronder voelde ik de rondingen waar ik zo vaak over oordeel. De beelden van Sven in de woonkamer drongen zich op, zijn gespannen kaaklijn, de rauwe openheid van zijn bewegingen. In mijn fantasie zit hij daar, in die versleten fauteuil, maar nu zijn zijn ogen op mij gericht, niet op zijn telefoon. “Kom hier,” zegt hij uitnodigend. Mijn hart bonkte, maar in deze veilige ruimte van mijn gedachten is er geen angst, alleen een warme, tintelende spanning. Mijn hand gleed langzaam onder de band van mijn joggingbroek, mijn vingers tastend over de zachte huid van mijn onderbuik. De aanraking was voorzichtig, bijna aarzelend, als het verkennen van een onbekend pad. Ik voelde de warmte van mijn eigen huid, de lichte spanning die zich opbouwde. In mijn fantasie gebaarde Sven me dichterbij te komen.
“Kom naast me staan,” zei hij, zijn stem dwingend maar niet bedreigend. Ik deed wat hij vroeg, mijn lichaam trillend van een mengeling van nieuwsgierigheid en opwinding. Ik zag hem, zijn hand bewegend zoals die avond, zijn ogen nu op mij gericht. De rauwe openheid van zijn bewegingen, die ik in het echt zo schokkend had gevonden, voelde hier, in mijn hoofd, als een uitnodiging om mijn eigen grenzen te verkennen. “Kijk naar me,” zei hij, en in mijn fantasie deed ik dat, mijn ogen vastgehaakt aan de zijne, zijn blik intens maar niet vernederend. Het was alsof hij me uitdaagde om mijn schaamte los te laten, om te zijn zoals hij: ongegeneerd, vrij.
Op bed vonden mijn vingers hun weg, eerst zachtjes, een enkele vinger gleed voorzichtig naar binnen, een bijna tedere verkenning. Het voelde warm, vertrouwd maar ook nieuw, alsof ik mijn eigen lichaam voor het eerst echt leerde kennen. De sensatie was subtiel maar krachtig, een zachte pulsatie die mijn adem sneller maakte.
In mijn fantasie ging Sven verder. “Kniel,” zei hij, zijn stem nog steeds kalm maar vastberaden. Ik knielde, mijn ogen nog steeds op de zijne, en in mijn verbeelding pakte ik zijn hand, voelde de warmte van zijn huid terwijl ik hem begon te strelen, zoals hij zichzelf had gestreeld. Zijn ogen hielden de mijne vast, en in die blik zag ik geen oordeel, geen afwijzing, maar een intense, wederzijdse connectie.
In mijn broek bewoog mijn hand, mijn vingers gleden naar de voorkant, waar de spanning zich concentreerde. Ik wreef zachtjes, een cirkelende beweging, niet te direct. Het was een intieme streling, een ritme dat mijn ademhaling versnelde, mijn hartslag liet bonken.
In mijn fantasie greep ik met mijn andere hand zijn ballen, mijn vingers sloten zich zachtjes, voorzichtig knijpend, en ik zag hoe Sven direct reageerde, een zachte kreun ontsnapte aan zijn lippen, zijn ogen half gesloten van genot. Het was een moment van macht, van controle, maar ook van connectie. Ik bleef hem aftrekken, mijn hand bewegend in een ritme dat zijn ademhaling volgde, zijn lichaam dat zich aanspande. In mijn hoofd bleef hij maar komen. Er kwam veel meer dan mogelijk leek. Een warme, glinsterende golf die over mijn handen bleef vloeien, nat en plakkerig. Ik zag het voor me, het warme vocht dat over mijn vingers gleed, glanzend in het zachte licht van de woonkamer, een echo van wat ik die avond bij hem had gezien, maar nu was het mijn fantasie, mijn verhaal.
Die gedachte, dat beeld van het warme, glinsterende vocht dat over mijn handen vloeide, maakte dat ik niet meer kon stoppen. Mijn vingers wreven nu sneller. Een zachte, draaiende beweging over dat gevoelige plekje, en de spanning in mijn onderbuik zwol aan tot een golf die niet meer te stoppen was. Mijn adem stokte, mijn lichaam spande zich aan, en toen brak de golf. Een zachte, onderdrukte kreun ontsnapte, mijn benen trilden licht terwijl de warme gloed door me heen spoelde. Ik voelde het nat worden tussen mijn benen, een warme, intieme vochtigheid die mijn vingers bedekte. Toen de spanning wegebde, liet ik mijn hand rusten, mijn vingers nog steeds op mijn gevoelige plek, een beschermend gebaar, alsof ik dit moment wilde vasthouden, koesteren. Het voelde teder, alsof ik mijn eigen lichaam omarmde, een stilzwijgende belofte om mezelf te accepteren, al was het maar voor dit moment.
Ik bleef liggen, mijn ogen gesloten, mijn ademhaling langzaam kalmerend. Dit was nieuw, onwennig. In het echte leven zou ik nooit willen dat iemand mij zo commandeerde, zo dwong. Maar hier, in mijn eigen hoofd, voelde het veilig. Het was een fantasie waarin ik de touwtjes in handen had, waarin ik mijn eigen verlangens kon verkennen zonder angst voor oordeel. Het was niet Sven zelf, niet de echte jongen die mij negeerde of plaagde, maar een symbool van iets wat ik wilde begrijpen: mijn eigen kracht, mijn eigen lust. De schaamte die ik zo vaak voelde, over mijn lichaam, mijn plek in dit huis, leek even minder zwaar. Dit moment was van mij, een eerste, voorzichtige stap naar het omarmen van mijn eigen sensualiteit. Het voelde als een geheim, een kostbaar iets dat ik met niemand hoefde te delen, maar dat mij sterker maakte.
Later die week zag ik dat er iets veranderd was in huis, al was het subtiel. De afwas was opgeruimd, de bierflesjes stonden netter in een hoek. Ik haalde mijn schouders op; vast een van de andere jongens, onder druk van een boze moeder die op bezoek kwam. Toch bleef Svens aanwezigheid me nu anders raken. Zijn nonchalante blikken, zijn luide grappen, ik zag er nu iets meer achter. Een glimp van de kwetsbaarheid die ik in de fauteuil had gezien, of die ik in mijn fantasie had gecreëerd.
Vrijdagavond. De week was voorbij en het huis bruiste van de energie. Vrienden van de jongens kwamen langs, de muziek stond harder en de geur van pizza en bier hing zwaar in de lucht. Ik had me voorgenomen om even beneden te blijven, om niet weer direct in mijn kamer weg te kruipen. Misschien zou ik me deze keer wel deel voelen van de groep. Ik zat op de rand van de bank, nippend aan een zelfgemaakte mocktail, terwijl de jongens om me heen lachten en grappen maakten. Sven was in zijn element, de centrale figuur die de meest luide grappen vertelde, zijn arm nonchalant om de schouder van zijn vriend. Hij was de Sven die ik kende: de lolbroek, de onbezonnen leider van de groep. Zijn gedrag contrasteerde zo scherp met de kwetsbaarheid die ik in die fauteuil had gezien, en met de onzekere glimlach in de keuken. Het maakte me alleen maar meer in de war over wie hij werkelijk was, en of ik hem wel echt kon inschatten.
Ik probeerde mee te lachen, maar de grappen waren vaak te plat, te ‘jongensachtig’ voor mij. Ik voelde me steeds meer een buitenstaander, een toeschouwer in mijn eigen huis. De klok tikte langzaam naar elf uur. Mijn ogen begonnen te prikken. Het was te luid, te druk, te… veel. Ik wilde gewoon mijn bed in kruipen, de stilte opzoeken en de dag van me afschudden.
Ik stond onopvallend op, met de intentie om geruisloos naar mijn kamer te verdwijnen. Terwijl ik langs de deuropening van de woonkamer liep, zag ik Svens blik. Hij zat midden in een verhaal, maar zijn ogen volgden me. Hij stopte even, zijn lach verstomde.
“Hé,” zei hij, zijn stem verrassend zacht en zonder zijn gebruikelijke schuine glimlach. “Gaat het?”
Ik schrok van de onverwachte aandacht. Iedereen keek even op, en toen weer terug naar hun gesprekken. Het was slechts een fractie van een seconde, maar het voelde als een vergrootglas op mijn bewegingen. Ik forceerde een glimlach.
“Ja hoor, alles oké. Ben een beetje moe. Ga slapen.”
Ik wilde snel weg, voordat de aandacht langer op me gericht bleef. Er was geen ruimte voor diepere gesprekken hier, niet met al die blikken. Sven knikte alleen, zijn blik even nadenkend. Ik voelde een lichte steek van teleurstelling dat hij niet doorvroeg, maar tegelijkertijd opluchting. Snel liep ik de trap op, mijn hart bonkte iets sneller dan nodig.
Op een avond kwam ik beneden, onderweg naar de keuken waar ik nog een afwas had staan. Ik zag hem zitten in de woonkamer, de lamp scheen zwak. Hij staarde naar zijn telefoon, zijn gezicht weer diepe concentratie. En ja, daar was die knalroze gloed weer. Mijn adem stokte. Ik keek beter. Zijn blik was inderdaad gericht op iets dat op het scherm te zien was. En toen zag ik het. Het was mijn hoodie. De roze hoodie. Mijn hart begon wild te kloppen. Ik schrok. Het was een van die momenten geweest, die hectische donderdagmiddag na de training, toen ik hem vluchtig had gegroet, mijn roze hoodie nog wapperend om me heen, net zoals op die foto. Hij had me gezien, en hij had gekeken. Hij stak zijn telefoon weg, zijn gebaar onhandig. Zijn lach was er niet, zijn gebruikelijke bravoure verdwenen.
“Hoi,” murmelde hij, zijn stem onverwacht zacht.
Er viel een ongemakkelijke stilte, gevuld met de geluiden van de buren die harde muziek draaiden. Hij friemelde aan zijn broek, een zenuwachtige beweging die ik nog nooit bij hem had gezien. Zijn blik dwaalde af naar de grond, toen weer naar mij, aarzelend.
“Niks aan de hand hoor,” zei hij, zijn stem iets te snel, zijn blik nog steeds ontwijkend. “Ik keek gewoon… naar foto’s van het laatste huisfeest. Ben ze een beetje aan het uitzoeken.” Hij glimlachte geforceerd, een lach die zijn ogen niet bereikte. “Die roze hoodie, die kwam toevallig langs. Was een grappige avond, toch?”
Mijn maag draaide zich om. Een ijzige golf van teleurstelling en frustratie spoelde over me heen. “Grappige avond”? Ik wist wel beter. Ik had het gezien. De manier waarop zijn ogen gefixeerd waren geweest op die foto, zijn gespannen lichaam, de ritmische bewegingen van zijn hand… Het was mijn hoodie, mijn foto, en hij had zich afgetrokken. Hij loog. De bevestiging van mijn vermoeden was een schok. Een deel van mij wilde schreeuwen, hem confronteren, “Ik heb je gezien, Sven! Ik weet wat je deed!” Maar de woorden bleven steken in mijn keel. Wat zou ik zeggen? Hoe zou ik zoiets bespreekbaar maken? Zou hij me uitlachen? Zou hij het ontkennen en me voor gek zetten?
Ik voelde de hitte in mijn wangen. Het was verwarrend. Aan de ene kant gaf zijn ontkenning me een vreemd gevoel van macht: ik had informatie die hij niet wist dat ik bezat. Ik had zijn kwetsbare, ongeziene kant gezien, en hij dacht dat ik het niet wist. Maar tegelijkertijd was er die diepe, oude onzekerheid en een steek van… teleurstelling. Hij gaf niet toe dat hij me op een bepaalde manier leuk vond, ook al was het op zo’n bizarre en ongepaste manier. Hij deed alsof het niets was, gewoon een toevallige foto. Het voelde als een afwijzing van de connectie die ik heel even had gedacht te voelen, die subtiele, onuitgesproken spanning. En die aanraking, het spelen met zijn vingers… dat had toch niet alleen maar met een huisfeest te maken? Mijn gedachten tolden, een wervelwind van frustratie, een vleugje opwinding, en die diepe, oude onzekerheid. Wat wilde ik dat hij zou zeggen? Wat betekende dit voor mij?
Hij keek weer op, zijn ogen zochten die van mij. Heel voorzichtig, aarzelend, strekte hij zijn hand uit. Zijn vingers raakten de mijne aan. Een voorzichtige, geladen aanraking. Mijn huid tintelde. Het was geen elektrische schok, maar een zachte, onverwachte warmte die zich langzaam verspreidde. Onze vingers verstrengelden zich. Een stilte viel, anders dan de ongemakkelijke stilte van zojuist. Dit was een stilte vol verbinding, vol onuitgesproken woorden. De prille band tussen ons was voelbaar, kwetsbaar en nieuw. Ik voelde de herkenbare angst voor kwetsbaarheid en afwijzing, maar er was ook iets anders: een sprankje hoop, een nieuwsgierigheid naar wat dit zou kunnen betekenen. Mijn innerlijke roersels werden met elk moment intenser.
Terug in mijn kamer voelde mijn huid nog steeds warm aan op de plek waar zijn vingers de mijne hadden geraakt. Mijn hartslag, die even een versnelling had gekend, begon langzaam weer te kalmeren, maar het ritme bleef anders, alsof het een nieuw liedje had geleerd. Ik wreef onbewust mijn vingers tegen elkaar, alsof ik zijn aanraking wilde vasthouden, de zachte druk in mijn huid wilde branden. De stilte in de gang die ik net had doorkruist, contrasteerde scherp met de storm in mijn hoofd.
Ik plofte neer op mijn bed en staarde naar het plafond. Was dit echt gebeurd? De aanraking, zijn leugen, mijn stilzwijgen. Het was zo verwarrend, zo ingewikkeld. Hij ontkende, maar zijn ogen, die even flikkerden van onzekerheid, hadden iets verraden wat zijn woorden niet uitspraken. Er zat iets meer in, iets kwetsbaars, iets dat verder ging dan alleen maar ‘huisgenoten’. De prille band die ik had gevoeld, die vreemde connectie, was daar nog steeds, tastbaar en tegelijk ongrijpbaar. Het maakte me bang, deze nieuwe emotie, deze kwetsbaarheid die plotseling zo dichtbij kwam. Mijn onzekerheid over mijn lichaam knaagde nog steeds, diep geworteld als ze was. Dit moment met Sven, hoe ongemakkelijk ook, had iets in gang gezet. Ik wist niet wat de volgende stap zou zijn, of ik de moed zou vinden om deze prille band te verkennen, of dat de angst voor afwijzing me terug zou trekken in mijn schulp.