Baiser volé (deel 1)

Vandaag was een aaneenschakeling van plichten, een te strak gespannen koord waar ik de hele week al op balanceerde. Mijn hoofd bonkte. Liam had vannacht onrustig geslapen wat een klap op mijn toch al poreuze gemoedsrust was geweest. Op kantoor was het niet veel beter. Deadlines stapelden zich op en ik voelde de blikken van collega’s die elk vezeltje van mijn werk tot in den treure leken te analyseren. Ze snapten er niks van, van de werkdruk, van het gevoel dat ik alles alleen deed.

Thuis had de spanning zich opgestapeld als onuitgesproken woorden. Gisteravond had ik een zeldzaam avondje uit met Sara gepland, een moment om even niet moeder of echtgenote te zijn, maar het werd weer afgeblazen. Natuurlijk, vanwege zijn werk. ‘Ik ben nou eenmaal de primaire kostwinner,’ had hij achteloos gezegd, zijn ogen alweer op het televisie gericht waar de voetbalwedstrijd speelde. Die woorden hadden zich als scherven in mijn keel genesteld. Woedend, maar niet in staat om de frustratie die al zo lang borrelde eruit te gooien, was ik in huilen uitgebarsten. Daar stond ik dan, midden in de woonkamer. De tranen stroomden en hij reageerde met “ach, ja, het is voor iedereen pittige tijd, misschien moet je gewoon vroeg naar bed.” Zijn woorden waren een extra klap in mijn gezicht. Machteloos droop ik naar boven af. Ik had gehoopt dat hij me achterna zou komen, dat hij me vast zou houden en mij echt zou luisteren, maar hij bleef zitten. De tranen stroomden, een golf van machteloosheid die me overspoelde. Mijn man keek voetbal.

Elke ochtend stond ik al vermoeid op, voelde mij alleen. Is dit nou wat ik wilde? Was dit mijn leven? Mijn doel? Die gedachte knaagde.

Nu stond ik hier, bij de kinderopvang. De geur van natte laarzen vermengd met de zoete geur van babypoeder hing in de lucht. Het geluid van spelende kinderen leek door mijn hoofd te schuren. Met Liam, slapend en zwaar, op mijn arm, trok mijn werktas vol paperassen aan mijn schouder, terwijl de boodschappentas, een haastig overblijfsel van de supermarkt, bungelde aan mijn pols. Alles was te veel, te zwaar.

Toen ik bij mijn bakfiets kwam, stokte mijn adem. Het slot zat vast. Niet nu. Ik kan dit er niet bij hebben. Mijn vingers, gevoelloos van stress, friemelden aan de sleutel. Liam werd wakker. Zijn gehuil sneed door me heen. Te kort geslapen. Te veel indrukken. “Niet nu, liefje,” fluisterde ik, mijn stem wanhopig. Ik probeerde hem in het stoeltje te zetten. Hij overstrekte zich. Onmogelijk. Boodschappen vielen om, appels, melk, aardappelen, een chaos op de bodem. Mijn werktas sloeg tegen mijn been. Pijn. Overal pijn.

Mijn adem stokte in mijn keel. De dijk, die al weken in mijn hoofd zat, brak door. Ik voelde de hete tranen achter mijn ogen branden, klaar om te ontsnappen. Ik stond daar, midden op het pad, hulpeloos. Ik wist het niet meer, ik wist echt niet hoe ik dit moest oplossen.

Toen hoorde ik een stem. Kalm, warm, een balsem op mijn rauwe zenuwen. “Kan ik je misschien ergens mee helpen?”

Ik keek op. Voor me stond een man, een andere ouder, die ik vaker had gezien bij het halen en brengen. Zijn uiterlijk viel niet echt op, maar zijn uitstraling, die serene rust die hij om zich heen droeg, trof me. En zijn ogen. Ik was niet in staat te spreken, bang dat ik helemaal zou breken en mijn tranen niet meer in bedwang kon houden. Ik knikte alleen maar, mijn keel dichtgeknepen door de naderende snik.

Hij begreep me direct. Zijn blik gleed van mijn gezicht naar Liam, die nu hard huilde, en dan naar de bakfiets. “Geef mij de tas en de sleutels maar,” zei hij, zijn stem zacht maar vastberaden. Hij strekte een hand uit. Zijn handen. Groot en krachtig, maar ook zachtmoedig als hij zijn eigen kind vastpakte. Ik voelde een onverwachte trilling door mijn lijf gaan toen zijn vingers kort de mijne raakten om mijn fietssleutels aan te pakken. Een schok. Ik herkende het gevoel direct, een sensatie die ik lang niet had ervaren.

Terwijl de man mijn werktas en sleutels aannam, boog hij zich naar Liam. Een zacht gefluister, een strelende beweging over zijn buikje die ik zelf niet meer op kon brengen. Tot mijn verbazing stopte Liam met huilen en keek gefascineerd naar wat er gebeurde. Hij leek te kalmeren onder de rustige aanwezigheid van deze man. Een golf van dankbaarheid spoelde over me heen.

“Zet hem maar in het stoeltje,” zei de man rustig, terwijl hij het slot van de bakfiets afhaalde. Ik liet Liam in het stoeltje zakken, mijn armen voelden ineens leeg en licht. De man begon ondertussen, zonder een woord, de boodschappen weer in de tas te stoppen. Zijn bewegingen waren efficiënt, kalm. Toen hij de zak aardappelen oppakte, raakte zijn hand de mijne. Het was maar kort, een vluchtige aanraking, maar het stuurde opnieuw een schok door me heen. Een lang verloren gevoel van verlangen, van gezien worden, borrelde op.

Daar brak ik. “Het is allemaal zo veel,” flapte ik eruit, de tranen stroomden nu ongegeneerd over mijn wangen. “Ik trek het gewoon niet meer. Ik doe zo mijn best, maar ik heb het gevoel dat ik constant faal.” De woorden stroomden eruit, alles wat ik zo lang had opgekropt. De blik van de man was onveranderd, kalm en begripvol. Hij stelde geen vragen, gaf geen ongevraagde adviezen. Hij luisterde alleen.

“Mijn man… hij begrijpt het niet. Mijn leven draait alleen nog maar om werk en Liam. En ik… ik weet het niet meer. Ik ren en vlieg. Doe alles, alleen, alles alleen. Althans zo voelt het. Ik kan dit gewoon niet. De perfecte echtgenote, moeder en werkneemster zijn. Ik wil gewoon… mijzelf zijn.” Het voelde alsof ik mijn ziel openlegde voor deze vreemdeling, en de schaamte vermengde zich met een vreemde opluchting.

Hij knikte langzaam. “Ik zie je,” zei hij zachtjes. Ik begreep niet precies wat hij bedoelde maar deze drie woorden waren als een veilige deken die me omhulde. Het was precies wat ik nodig had.

Ik keek naar mijn horloge. “Ik moet gaan,” zei ik, mijn stem nog steeds schor, “maar…” Ik aarzelde. Ik wilde verder praten. Ik wilde meer van deze rust, deze verbinding. “Zou je… morgenochtend, als we de kinderen hebben weggebracht, misschien een kopje koffie willen drinken? In het tentje hier in het park?” Ik wees naar het kleine, houten koffiehuisje, omringd door bloeiende struiken, dat een zekere romantiek uitstraalde.

Zijn mondhoeken trokken omhoog in een vriendelijke glimlach. “Graag,” zei hij. “Ik heet trouwens Max.” Ik knikte. De afspraak stond.

Met Liam veilig in de bakfiets en de boodschappen netjes opgeborgen, fietste ik weg. De tranen waren opgedroogd, maar een nieuw gevoel had zich genesteld in mijn borst. Hoop. En een prikkelende, onverwachte nieuwsgierigheid.

De ochtend na de chaos bij de kinderopvang brak anders aan. Ik had, voor het eerst in lange tijd, als een blok geslapen. De zwaarte die al weken op mijn schouders had gelegen, leek iets te zijn opgetild. Ik werd wakker met een ongewone vrolijkheid die ik lang niet had gevoeld. Een voorzichtig, bijna kriebelend gevoel nestelde zich in mijn buik. Schuld voelde ik ook, scherp en onverwacht. Waarom was ik zo blij? En waarom moest ik het verbergen?

Uit de keuken kwamen geluiden van het ontbijt. Schaaltjes die op tafel gezet werden en Liam die vrolijk aan het brabbelen was. Ik probeerde de glimlach die op mijn lippen speelde te verstoppen, me te gedragen zoals altijd. Toen ik voor de kledingkast stond, wist ik het niet. Vandaag zou ik thuiswerken, normaal betekende dat een comfortabele joggingbroek en een oversized trui. Mijn collega’s zagen immers alleen mijn hoofd via de korrelige webcam, en die was niet al te best. Nu keek ik kritisch naar elke blouse, elke broek. Iets leuks, ja, maar wat? Geen galajurk, natuurlijk, maar ook geen slobbertrui. Mijn blik dwaalde langs mijn silhouet in de spiegel. Vroeger, voor Liam, was ik slanker geweest, had ik een lichaam waar ik redelijk tevreden over was. Nu was het anders. Zachter, breder op sommige plekken, met de onvermijdelijke sporen van een bevalling. Het was niet gek, wist ik, maar toch. Zou hij dat zien? Zou hij me leuker hebben gevonden toen ik nog geen kind had gekregen, toen mijn lichaam nog niet zo was veranderd door de onvermijdelijke realiteit van het moederschap? Ik hoopte het niet. Uiteindelijk koos ik een blouse die mijn ogen deed spreken, een spijkerbroek die net iets te strak zat maar me toch goed deed voelen, en een vleugje van mijn favoriete luchtje. Het was lang geleden dat ik zoveel aandacht aan mezelf had besteed voor zoiets ‘gewoons’.

Beneden hing een andere energie dan normaal. Ik probeerde de glimlach die op mijn lippen speelde te verstoppen, me te gedragen zoals altijd. Liam zat al in zijn kinderstoel. Ik gaf hem een dikke knuffel, maar vermeed de blik van mijn man. Ik was bang dat hij iets zou zien, iets in mijn ogen dat mijn innerlijke verandering zou verraden.

Aan de ontbijttafel begon mijn man over zijn werk. Cijfers, projecten en meetings. Hij praatte over complexe datamodellen en ‘synergetische oplossingen’ waar ik geen touw aan vast kon knopen. Ik knikte op de juiste momenten, maar de inhoud van zijn verhaal was een wazige achtergrondruis. Ik begreep het niet, en ik interesseerde me er eerlijk gezegd ook totaal niet voor. Dat had ik nooit gedaan. Het verbaasde me dat hij dat niet doorhad. Of gaf hij er gewoon niets om? Hij vroeg toch ook nooit naar mijn werk? Waarom luisterde ik altijd naar zijn verhalen, terwijl hij de mijne nauwelijks leek te horen? Hij merkte niets op. Niets aan mijn kleding, niets aan de lichte glans in mijn ogen. Dat deed stiekem pijn, een kleine steek van bevestiging dat zijn afwezigheid diep zat.

Toen hij de deur uit was, bleef ik achter met Liam en een keuken die leek op een slagveld. Leuk dat hij pronkt met het maken van een ontbijt, maar ik zit met de rommel. In theorie hadden we de zorg voor Liam en het huishouden verdeeld, maar in de praktijk kwam het meeste op mijn schouders neer. Hij deed zijn best, ja, af en toe stofzuigen in het weekend, maar het voelde als een goedmakertje terwijl ik elke dag opnieuw begon.

Met de bakfiets vertrokken we naar de kinderopvang. Vandaag werkte Liam opvallend goed mee. Zelfs hij leek de energie van deze ochtend te voelen. Toen ik Max’ zoontje al zag spelen in de zandbak, wist ik dat hij waarschijnlijk al op me wachtte in het koffietentje. Mijn hart sloeg een slag over.

Snel gaf ik Liam af. Een medewerkster, altijd even enthousiast, begon te vertellen over het komende zomerfeest. De details stroomden over me heen, maar drongen niet door. Ik wilde hier niet zijn. Ik wilde nú naar de ontmoeting, naar die kalme ogen, die luisterende blik. De vrolijkheid van de medewerkster, die normaal aanstekelijk was, irriteerde me nu mateloos. Hoe kon ze zo ongestoord over een zomerfeest praten als mijn hele interne wereld op zijn kop stond? “Ik moet ervandoor, over tien minuten heb ik een belangrijke call!” flapte ik eruit, mijn excuus voelde zo doorschijnend als vliegerpapier. Haar glimlach verstrakte even, maar ze knikte begrijpend.

Terwijl ik naar mijn bakfiets liep, bonkte mijn hart in mijn keel. Een lichte paniek overviel me. Waar ben ik mee bezig? De vraag kaatste door mijn hoofd. Kan dit wel? Is een koffiedate hetzelfde als vreemdgaan? Of is het gewoon een fijne afspraak tussen twee mensen?
De gedachte dat ik hier, zo dicht bij huis en de kinderopvang, had afgesproken, voelde ineens zo dom. Shit. Wat als de groep van Liam straks door het park zou wandelen en langs het koffiehuis kwam? Wat als Liam me dan zou zien en “Mama!” zou roepen? En Sara, mijn beste vriendin, op welke dag kwam zij hier ook alweer altijd koffiedrinken? De paniek deed mijn geheugen blokkeren. Normaal gesproken wist ik zoiets direct. Maar ik kwam er niet bij. Oh wacht. Morgen. Dat was het. Gelukkig.

Ik fietste langzaam naar het koffiehuis, mijn hart bonzend in mijn keel. De bakfiets, gisteren nog een symbool van mijn overbelasting, voelde nu als een vertrouwd schild. Ik parkeerde hem langs het smalle pad. Het koffiehuis, een charmant houten huisje, straalde rust uit. Rond het terras bloeiden borders met paarse lavendel en vrolijke goudsbloemen, terwijl een Japanse kers met dieproze bloesem een zoete, bedwelmende geur verspreidde. Vogels tsjilpten vrolijk, hun lied vermengd met het zachte ruisen van de wind door de bladeren. Bijen en hommels zoemden loom van bloem naar bloem. Ondanks mijn spanning voelde ik mijn adem dieper worden, mijn schouders ontspanden iets. Dit was perfect. Een klein, idyllisch toevluchtsoord.

Ik duwde de deur van het koffiehuis open. Een aangename, warme geur van versgemalen koffie en gebakken appeltaart omhulde me. Het was nog rustig. Ik zag hem meteen. Hij zat in een hoekje, zijn blik naar buiten gericht, onbewust van mijn aanwezigheid. Zijn profiel was rustig, ontspannen. Alleen al het zien van hem had een kalmerende werking.
De twee medewerkers waren rustig in de weer, het zachte gerinkel van kopjes en bestek, vermengde zich met de loungemuziek die zachtjes op de achtergrond speelde. Rieten stoelen met zachte gebloemde kussens en de tafeltjes klein en kleurrijk, elk met een minuscuul vaasje met een enkele veldbloem. Het ademde een ongedwongen Franse charme.

Ik liep naar zijn tafeltje. Mijn hart sloeg nog steeds een onregelmatig ritme, maar tot mijn eigen verbazing begroette ik hem op een redelijk ontspannen manier. “Hey Max,” zei ik, en gaf hem een hand in plaats van de gewone kussen die ik even had overwogen. “Hey,” antwoordde Max met die kalme, warme stem die ik me zo goed herinnerde. Het voelde als de gewoonste zaak van de wereld om hier samen te zijn, zonder enige ongemakkelijkheid. Zijn hand was warm, zijn greep stevig maar zacht. Ik zag in zijn ogen dat hij het begreep. Dat voelde zo fijn, zo onverwacht bevrijdend. Opnieuw voelde hij me perfect aan.

Hij had al koffie besteld. Ik bestelde een cappuccino, de geur van de schuimlaag leek me nog meer te doen ontspannen. Mijn blik viel op de vitrine met vers gebak. Een chocoladetaart lachte me toe. Ik wilde zo graag een stuk, zo lang geen tijd gehad om gewoon te genieten. Maar een stemmetje in mijn hoofd fluisterde: wat zou hij denken? Zou hij oordelen? Ik wist wel dat hij dat waarschijnlijk niet zou doen, dat hij te attent was. Maar toch. De twijfel was er. Ik kon het niet.

Het gesprek begon amicaal, vloeiend. Ik begon te vertellen over mijn leven, deels de waarheid, deels een geromantiseerde versie. “Liam is zo’n heerlijk kind,” zei ik, terwijl ik een verhaal ophing over zijn eerste pogingen tot kruipen en zijn onophoudelijke vrolijkheid. Ik schetste het allemaal rooskleuriger af dan het soms was, de slapeloze nachten, de eindeloze driftbuien, de dagen dat ik het gevoel had geen moment voor mezelf te hebben. Een steek van schuld trok door me heen. Het moederschap had me veranderd op manieren die ik nooit had verwacht. Het eerste jaar was uitputtend geweest. Ik had het gevoel dat ik mezelf kwijt was geraakt in de rol van moeder. Liam was mijn alles, dat wel, maar het ‘alles’ kwam met een prijs. Een prijs die ik niet had voorzien.

Daarna vertelde ik kort over thuis. Ik wilde niet kwaadspreken over mijn man, hij deed zijn best, maar ik liet toch subtiel merken dat de balans zoek was. Op zondag was hij vaak de hele ochtend met Liam in de speeltuin. Dan kon ik in alle rust de was doen. Hij zat dan op een bankje naast andere ouders die er met hun kinderen waren. Hij vertelde voluit over onze gedeelde samenwerking en hoe fijn het allemaal thuis verliep. De perfecte vader…

En toen, mijn studietijd. Ik sprak met een hernieuwd enthousiasme over die jaren. De vrijheid die ik toen voelde, was iets wat ik nu bijna niet meer kon bevatten. Ik vertelde over mijn studie geschiedenis, de urenlange discussies in muffe studentenkamers, de diepgang van de gedachten die we deelden. Hoe we eindeloos konden debatteren over onderwerpen als het humanisme, bijvoorbeeld over de vraag of het humanisme een breuk was met het christendom. Mijn stelling was dan altijd dat het humanisme geen afscheid was van het geloof, maar juist een verdieping ervan. Die discussies, waarin we elkaar uitdaagden met argumenten over Erasmus en de nieuwe manier waarop kunstenaars religieuze thema’s benaderden, waren ongelofelijk leuk en interessant, een tijd waarin mijn geest floreerde. Ik vertelde over een avond in een rokerig studentencafé, omringd door vriendinnen, lachend om foute versierpogingen en dromend over de toekomst. Ik had me toen zo zorgeloos gevoeld. Ook vertelde ik over die ene keer dat ik met een groepje studenten door de stad zwierf na een college, en een aantrekkelijke man me aansprak bij een boekenwinkel. Een kort, flirterig gesprek dat me de hele avond een glimlach op mijn gezicht gaf. Ik zei het niet, maar toen voelde ik me gezien. Ik voelde me toen seksueel, aantrekkelijk, vol potentieel.

Max luisterde aandachtig. Zijn ogen waren gefixeerd op de mijne. Geen oordeel, alleen een oprechte interesse die me uitnodigde om nog meer te delen. “En wat gaf je toen energie?” vroeg Max op een gegeven moment, zijn stem zacht, precies op het moment dat ik dacht dat ik te veel aan het woord was. Een andere keer, toen ik sprak over de druk van mijn werk, vroeg hij: “Wat is jouw definitie van succes?” Zijn vragen waren spot on, precies de vragen die ik mezelf zelden stelde, omdat er nooit tijd of ruimte voor was. Ik voelde me volledig gehoord, begrepen op een manier die ik lang niet had ervaren. Het was alsof hij een spiegel voorhield, maar dan een spiegel die de beste versie van mezelf reflecteerde, die dieper keek dan de vermoeide façade. Elke keer dat hij iets zei, voelde ik een golf van warmte door me heen spoelen. Ik vertelde, en hij absorbeerde het, zijn aanwezigheid een oase van kalmte te midden van mijn innerlijke chaos.

Ik wierp een blik op zijn sterke maar zachte handen en zag de tijd op zijn horloge. Shit, het is al 11 uur geweest. “Ik moet echt gaan,” zei ik, de woorden voelden als lood op mijn tong. Ik wilde niet. Ik kon nog wel uren hier zijn, praten, me koesteren in zijn aandacht. Even overwoog ik om hem mee naar huis te vragen, nog een kopje koffie, een moment langer. Maar de stem van mijn verstand klonk luider dan het verlangen in mijn buik.

Max betaalde de rekening en we liepen samen naar het smalle halletje bij de uitgang van het koffiehuis. De zon scheen fel door de ramen, de warme lucht maakte jassen overbodig. Ik voelde de drukkende realiteit van mijn dagelijks leven alweer op me afkomen. Ik was vastbesloten om afscheid te nemen, een korte groet, een glimlach, en dan terug naar mijn bakfiets, naar Liam, naar mijn routine. Maar in het krappe halletje, waar de geur van versgemalen koffie nog hing, stonden we dicht bij elkaar, onze lichamen elkaar bijna rakend. Mijn hart sloeg onrustig, mijn vingers friemelden nerveus aan de riem van mijn tas. Woorden. Ik zocht ze, iets luchtigs, iets veiligs. Maar zijn ogen vonden de mijne. Die warme, kalme blik. Recht door mijn façade. Mijn hart sloeg over. Een drang, oncontroleerbaar, golfde door me heen. Verlangen. Sterker dan mijn wil. Mijn mond opende zich.

“Ik wil je zoenen,” fluisterde ik. Mijn stem trilde. Schok. Zijn ogen, vast op de mijne, glansden. Begrip. Instemming.

Ik leunde naar voren, mijn ogen sluitend, mijn lippen licht geopend. Zijn mond vond de mijne, warm en voorzichtig, maar al snel verdiepte de kus, intens en hunkerend, alsof we beiden iets wilden vasthouden dat dreigde te vervliegen. Mijn lichaam drukte zich instinctief tegen hem aan, mijn borsten zacht tegen zijn borstkas. Zijn ene hand rustte op mijn schouder, een stevige, geruststellende aanraking. De andere gleed naar de ronding van mijn bovenbeen, zijn vingers streelden net onder de zoom van mijn spijkerbroek, een subtiele, intieme beweging die een warme golf door mijn lijf stuurde. Mijn armen sloegen om zijn middel, een wanhopige behoefte om dit moment, deze sensatie, vast te houden. Zijn geur, een frisse mix van aftershave en iets uniek van hem, was bedwelmend. Ik voelde me gezien, levend, begeerd, voor het eerst in wat een eeuwigheid leek. De kus strekte zich uit, een moment dat de wereld buitensloot. Toen ik mijn ogen opende, me langzaam terugtrekkend, speelde een zachte glimlach om zijn lippen.

“Baiser volé,” zei Max zacht, een gestolen kus. Zijn stem warm, zijn ogen vol betekenis.

Ik voelde de warmte van zijn woorden nog lang nadreunen terwijl we samen naar buiten liepen. De stilte die volgde was geen ongemakkelijke, maar een beladen stilte, gevuld met alle onuitgesproken woorden en de echo van die ene, intense aanraking. Ik nam afscheid met een verlegen “tot ziens”, mijn stem nauwelijks hoorbaar boven het geluid van mijn eigen bonzende hart. Max glimlachte, een glimlach die belofte inhield en me met een mix van euforie en verwarring achterliet. Ik haastte me naar mijn bakfiets en reed weg, de wind door mijn haar, de sensatie van zijn lippen nog op de mijne. Elke trap van de pedalen was een moment om na te denken over de onverwachte wending die mijn leven had genomen.

Wat vond je van dit verhaal?

Aantal stemmen: . Gemiddeld cijfer:

Nog geen cijfer, ben jij de eerste ?

Geschreven door Gemini

Hoi! Fijn dat je een kijkje neemt bij mijn verhalen. Ik schrijf graag over de complexe kanten van liefde en connectie. Laat me vooral weten wat je ervan vindt! Liefs.

PS: Wil je persoonlijke feedback geven, me een berichtje sturen of heb je een verzoek voor een verhaal? Mail dan naar pixpoxy12@gmail.com.

Dit verhaal is 7009 keer gelezen.
Reageren? Leuk! Houd het aub on topic en netjes, dankjewel!

2 gedachten over “Baiser volé (deel 1)”

Plaats een reactie