Yenthe

Yenthe een rode furieDe stal is schemerdonker. Het is midden op de dag, de zon schijnt in de stal, maar de zon raakt het stro nét niet. Je kijkt tegen de zon in en ziet alleen haar silhouet, Yenthe de galopperende merrie met haar rode haren als vlammen die zich niet laten doven. Ze staat met haar rug naar je toe, één hand rust op het zadel dat nog nadampt van een rit. Haar rijbroek zit strak om haar billen gespannen, de stof strak gespannen als de spieren van haar sportieve lijf. Ze weet dat je er bent. Ze voelt. Telepathisch. Maar ze laat niets merken en zegt niets.

Je hoort haar ademen, diep, als een vrouw die net iets intens heeft afgerond. Of die verlangt naar iets dat aan het beginnen is. Hoopt ze. Ensceneert ze. En langzaam draait ze zich om. Haar blik kruist de jouwe. Niet speels, evenmin onderdanig, meer meesterlijk, uitnodigend om in haar ritme te komen. “Als je durft,” zegt ze, “kom dan dichterbij. Maar zwijg. Blijf stil.”

Je stapt over de drempel. De geur van paard, van haar, van aarde, dat alles maakt je lijf wakker. En zij blíjft daar staan, zachtjes leunend tegen het hout, haar vingers glijden langzaam naar de gesp van haar broek en rusten daar. Zo blijft ze staan, kijkt je niet aan, maar langs je, alsof ze jou al doorgrond heeft en zich afvraagt wat je met haar lichaam zult doen als ze het je geeft. En dan ineens, langzaam, een klik. De gesp gaat los.

“Jij wilde toch de merrie leren kennen?” zegt ze. “Dan moet je eerst leren hoe ze ademt. Hier.” Ze neemt je hand, legt die op haar onderbuik. Warm, gespannen, zacht. Je voelt haar adem. De versnelling ervan. Een buik die galop en begeerte kent. Als je voor haar gevoel lang genoeg hebt gevoel spreiden haar dijen zich niet, nee ze openen zich als een weg die jij niet neemt, maar die jóu neemt. En daar, in die daglicht donkere stal, begint geen gesprek, maar een rit. Een rit waarin zij leidt, en jij, als ruiter zonder teugels, haar lijf leert kennen als terrein, als tempel, als ritme dat zich niet laat temmen. Langzaam maar zeker besef je dat de rit begonnen is, en dat je nu geen toeschouwer meer bent van ruiter en paard, nee, jij zit in haar spoor, op haar lijn, dieper dan woorden, dichter bij dan waar verlangen zijn adem inhoudt en plotseling uitbarst. Ze trekt je verder de stal in, naar een plek waar het stro zachter is en de muren dikker, alsof ze weet dat geluiden gedempt moeten worden, lichamen zachte bedding nodig hebben en een plek waar niemand kijkt, niemand luistert. Hoogstens haar eigen paard.

Langzaam laat ze zich zakken op een oude paardendeken die ruikt naar voorgaande ruiters en vergeten dromen. Geeft ze zich over? Nodigt ze uit en betekent dit “Kom maar.” Ze ligt op haar zij, haar rijbroek half omlaag, haar benen licht gebogen als een paard in ruststand, klaar om bij het minste gebaar weer te springen. Je kijkt. En zij kijkt terug, hongerig maar vooral vurig. Ze weet dat haar kut niet alleen een plek is, die gevuld en genoten kan worden. Nee, haar kut is vooral een kracht. Zuigkracht, als een wind die niet waait maar aanzuigt, die jou wil voelen. Voelen hoe je haar vult. Ze spreidt zich langzaam, zonder haast. Je ziet haar schaamlippen, de vurige weelde tussen navel en klit, roder dan haar haar. Haar lippen zijn glanzend, gezwollen, als een roos in de hitte van haar bloei. Ze ruikt naar zout en stal, naar zweet en zuiverheid, naar rijpe en verlangende vrouw. Die geur van een lichaam dat niet alles meer bedekt maar wel alles opeist. Je voelt hoe je mond nat wordt als je naar haar kijkt.

Dan zegt ze zacht: “Kom, maar niet eerst met je lul. Kom eerst met je vingers, met je neus, met je adem. Ik wil voelen dat je zoekt, snuffelt, likt, aanvuurt, aanwakkert voordat je stoot.” Je gehoorzaamt. Eerst glijdt je hand, dan twee vingers langs haar binnenbeen, warm en trillend, als over een weg die al zoveel galop kende maar nog wacht op deze. Ze ademt in. Ze draait op haar rug, haar bekken komt omhoog, alsof ze die aanreikt aan je vingers, alsof ze zich aanbiedt aan een hogere macht, aan de god die haar kut gaat bevoelen, besnuffelen, likken, bestormen. Alsof je nog niet wist dat er een storm tussen haar schaamlippen raast en je wil laten zien en kijken, ruiken en likken. Haar benen wil spreiden en je wil ontvangen.

Je buigt dieper tot je lippen de hare raken. Ze opent zich als een bloem die eindelijk voelt dat de zon haar vond. Je tong proeft haar, ze is ziltig. Je tong zweeft over het water en je proeft ondertonen van gras, van bloed, van vuur. Als je slurpt grijpt ze je haar vast, trekt ze je dieper, duwt ze zodat je tong verder haar kut in glijdt. “Nu, ruiter,” fluistert ze, “galoppeer.”

Natuurlijk doe je dat, wat een weelde, wat een rijkdom proef je in haar schoot. Je likt en zuigt haar, teder, en het ritme lijkt niet door jouw tong maar uit haar heupen te komen. Zij beweegt tegen je aan, ze speelt geen symfonie van louter genot en geilheid, ze danst met haar heupen en billen tot een oerkreet opwelt uit haar bekken. Ze fluistert, mompelt, bijt haar lippen stuk. En dan, met een ruk, klappen haar dijen tegen je rond, sluiten haar benen zich rond je hoofd. Ze klemt je vast. Natuurlijk weet je wat er komen gaat. Haar billen stoten op de deken. Ze schreeuwt de naam van haar paard. Jouw naam. Een onbekende naam. Ze slaat met een hand op je billen. Ze komt. Als een beest. Als een godin. Als Yenthe. Als een galopperende merrie die in de nacht leeft, en overdag opbloeit, en dan in de stal beeft en schokt en stoot.

Langzaam laat ze weer los, komt je hoofd los van haar lichaam en kijk je, op nog geen 25 centimeter afstand en zie je haar kut. Een kut met rood haar. Voor haar geen designkut of glad gewaxte pornopoes, maar een wilde, vurige vacht, roodbruin als haar kruin, krullend, vochtig van haar ritme. Het groeit niet slordig, maar met karakter: hier kijk je naar de driehoek die de weg naar beneden wijst, alsof je zou verdwalen en niet weet dat je dáár oog in oog ligt met haar landschap van wellust. De geur van haar kut is rijk, een geur die vertelt waar haar leven is: de stal, het zadel, zweet, sap.

Je hebt haar net geproefd, met tong en hart, en ze heeft je hoofd tussen haar dijen geklemd gehad als een hengst die het wild niet wil laten gaan. Ze heeft je laten kijken naar de plek waar ze je straks hebben wil, ontvangen. Maar dan komt ze overeind, draait om, steunt even op handen en knieën. Ze ademt, kijkt over haar schouder. En -jemig- haar ogen,… haar ogen zeggen: Nu jij. Op je rug. Ik zal je rijden. En zwijg. Je gehoorzaamt. Je gaat op de deken liggen die nog nat is van haar vocht, je kruipt onder haar. Je broek gaat los, de rits van je gulp tikt als een echo van het zadel. Ze trekt je broek en je slip omlaag. Je lul glanst. Dar lig je. bloot. Hard. Vochtig. Hongerig. Haar eigen hengst kijkt in de verte toe. Ze kruipt zonder aarzeling over je heen, laat haar hand over jouw borstkas glijden en haar duim strijkt je lippen. Dan zegt ze: “Mijn kut kent jouw ritme al. Maar nu wil ik je voelen in mijn eigen cadans.” en laat zich zakken. Langzaam. Zinderend. En jij glijdt in haar alsof je thuiskomt in een lichaam dat je altijd al kende, maar nooit durfde aanraken. En toch is het de eerste keer…

Yenthe begint te rijden. Ze is niet zachtzinnig, zet de vaart er in en is absoluut niet voorzichtig. Ze maakt tempo, ritmisch, dat wel en je kijkt tussen omhoog en pas nu ben je je bewust van haar goddelijke tieten. Haar borsten, die onder het strakke shirt deinen, haar gezicht schaduwt tussen verlangen en woede. Misschien omdat ze je neemt om alles wat mannen ooit fout deden, misschien omdat je haar drift op alle plekken van haar lichaam aanraakte en die woede nu wakkert door alles wat je goed doet aan haar.

Je reageert op haar woede, haar tempo, de hossende borsten. Je handen grijpen haar heupen, je wilt ze klemmen, maar zij corrigeert je. “Los. Laat mij. Ík rijd.” En ze rijdt. Zij is de furie, die losgaat. De teef die bevredigd wil worden en geen oog heeft voor hem wiens staaf ze bereidt. Ze rijdt steeds feller, tot ze voelt dat je gaat komen en het niet lang meer duurt voor je in haar spuit. Dan vertraagt ze, buigt ze zich voorover en fluistert tegen je lippen: “Kom, dan, als jij durft. Diep in mij. En geef me alles. Álles.” “Rijd dan, hitsig teefje, geile merrie.” Haar ogen flitsen op bij die woorden, ze vonkt, hier ontstaat een herkenning, een uitdaging die ze al kende, diep in haar spieren, diep in haar ziel.

Ze vertraagde even, laat even de woorden tot zich doordringen die je terug spreekt en wat haar dieper in zichzelf dwingt, alsof je iets opgeroepen hebt wat zelfs zij alleen bij maanlicht durft toe te geven. Dan, zonder woorden, strekt ze haar rug. Haar borsten komen weer vol in zicht: gloeiend, zwetend, trillend van inspanning. Twee stevige halfronden, getekend door hun eigen zwaarte en glorie, met tepelhoven als vurige kransen rond strakke, puntige toppen. Tepels die niet om aanraking vragen, maar bevelen. Je handen willen grijpen, maar ze slaat ze weg. “Alleen kijken,” sist ze. “Geef ze de vrijheid, laat me galopperen. Je hebt gevraagd om mij als paardenvrouw… dan krijg je haar.”

En ineens… verandert haar ritme. Niet langer de gestage galop van lust, maar een onstuimige draf – heftig, stotend, wild. Haar dijen klappen tegen jouw bekken, haar handen rusten op je borstkas als op de schoft van een hengst, en haar adem, zwaar, schokkend , vult de stal. “Zo berijd ik mijn hengst,” gromt ze. “Als hij steigert. Als hij zweet. Als hij niet meer weet waar hij eindigt en ik begin.” Haar haren kleven aan haar gezicht. Haar borsten zwiepen, zwaarder nu, vrijer, als een kracht in zichzelf. Ze gooit haar hoofd achterover — en komt. Niet zacht, niet stil. Maar briesend, vloekend, bonkend, trillend. Je voelt haar kut samentrekken, diep om je heen, als hoefslag op huid. En jij… laat alles los. Je spuit je hélémaal leeg, je bent één spuitende briesende overgave, wild, warm, kutvullend.

Ze blijft nog even zitten, wiegend, nadampend. Dan buigt ze zich naar je oor en zegt: “En nu… striegel je me.” Maar dat ben je absoluut niet van plan. Na het dienen komt het heersen, na ondergaan kies je nu voor de overname, de inname, de penetratie. Je bent niet van plan om haar als een roofdier in haar hals en schouders te bijten (alhoewel…), maar als een hengst die voelt dat de merrie veel heeft gegeven en dat het nu aan jou is om haar te temmen en te dekken met een oerkracht die haar lichaam begrijpt. Begrijpen moet. Zal.

Ze wil zich net terugtrekken, nog na-ademend, na hijgend, haar dijen trillen nog, haar kut glinstert van jullie vermenging als jij haar heupen grijpt. Niet zachtzinnig, maar ook niet grof, je wilt haar gewoon stevig vast houden, zoals een man vastgrijpt wat hij herkend heeft en bezitten wil, huid voor huid, lip voor lip. Ze kijkt achterom naar je en je ziet haar blik: die schrik van genot, dat gevoel van ’hij komt nog, hij kent me nu. Hij gaat me nemen. Naaien. Stampen. Beuken.’ Je kantelt haar, langzaam, maar met een zekerheid die geen vraag stelt.

Ze laat zich vallen op haar knieën, billen omhoog, haar rug hol als een offer. Haar kut, nog open, nog warm van jouw zaad, ligt voor je, glanzend, kloppend. Maar jij neemt geen tijd, je wacht niet, je duwt jezelf opnieuw, diep, in haar. Ze glijdt soepeler dan ooit, en ze kermt… niet van pijn, maar van de schok van overgave. Nu ben jij de ruiter. En je rijdt. Hard. Gelijkmatig. Diep.

Ze kreunt onder je, haar haren plakken aan het deken, haar handen grijpen stro alsof ze zichzelf moet vasthouden aan de aarde. En dan, terwijl je stoot — diep, dwingend — leun je voorover. Je handen glijden onder haar, naar voren, en vinden wat je zocht: haar borsten. Zwaar. Zacht. Heet. Je pakt haar tieten met beide handen. Kneedt ze. Spant je vingers rond haar tepelhoven, groot als je palm, donker als vruchtvlees in zonlicht. En haar tepels… strak, scherp, stijf. Je draait eraan. Zacht eerst. Dan met meer grip. Ze gilt. En duwt haar kont harder tegen je aan.

“Ja… ja… pak me… neem alles…” Je zuigt aan haar hals, beet haar schouder, je grijpt haar tieten als teugels, en ramt haar lijf met een woede die tegelijk liefde is, eerbied, hunkering. Jij rijdt. Zij wiegt. Samen galoppeert jullie zweet de stal door. Tot alles stilvalt. Behalve jullie adem. En het tikken van zaad dat langs haar dijen druipt. Ze ligt onder je. Open. Gevuld. Getemd? Nee — Maar geboeid.

En dan fluistert ze over haar schouder “Zal ik je laten zien hoe ik op mijn paard klaarkom?” Die woorden doorklieven jou als een zweep over een gespannen rug. Je trekt je langzaam uit haar terug, je lul nat van haar en van jezelf, nog kloppend van de felle rit. Zij draait zich om, haar borsten nog glinsterend van jouw vingers, haar tepels rood en trots als trofeeën van jullie rit. Ze kijkt je aan, met een blik die vraagt om je volle aandacht. Je mag kijken. Sterker nog, je móét kijken. Ze loopt naar het midden van de stal, waar een houten trainingsbok staat, bedoeld voor zadelonderhoud. Maar nu? Nu wordt het altaar van haar zelf op te wekken orgasme.

Ze klimt er zonder aarzeling op, haar benen aan weerszijden, in vol amazonezit. Ze grijpt het leer tussen haar dijen en schuurt haar kut ertegenaan. Ja, die is nog open, nog nat, nog trillend van jullie gezamenlijke wildheid. Ze begint te bewegen. Zacht. Dan krachtiger. Haar billen wiegen, haar borsten deinen. Ondertussen sluit ze sluit haar ogen, stoot haar heupen vooruit, omhoog, omlaag, een choreografie die ze duizenden keren trainde, maar nu laat bloeien in pure, ongeremde drift. En jij… jij zit daar, op het stro.

Je kijkt. Je ademt haar ritme. Je ziet hoe ze haar klit tegen het zadel duwt, hoe haar gezicht zich spant, haar nek uitstrekt, en dan komt het. Niet als golf. Maar als een aardbeving, een tsunami van lust. Ze komt. Hard. Lang. Met haar ruggengraat gebogen als een boog in extase, haar benen trillend, haar handen geklemd in het leer alsof het leven erdoorheen stroomt. Zo blijft ze zitten. Navoelen. Kijkt jou aan, haar wangen rood, haar kut nog dampend. “Zo,” zegt ze, “nu weet je hoe een echte merrie haar zadel liefheeft.”

Als de stilte weerkeert kniel je en voel je het stro onder je knieën. Je ruikt haar vocht in de lucht, op het leer. Scherp, ziltig, zuiver. En dan, zonder terughoudendheid, kruip je op handen en voeten naar haar toe. Je rug gestrekt, je hoofd licht gebogen. Je adem gaat langzaam en diep. En dan fluister je “Mag ik je zadel zijn, Yenthe?” Heel even blijft ze stil en kijkt ze naar je. Je voelt haar blik alsof er een hand strijkt over je ruggengraat. Dan stapt ze van het houten bokje af, komt achter je staan, legt haar ene hand op je onderrug en de andere tussen je schouderbladen. Zacht, warm en beheerst. En dan zegt ze: “Jij bent zachter dan leer, dus nu ben jij mijn zadel. En als je komt, dan kom je onder mijn billen…”

Ze tilt haar been op, stapt over je heen en neemt op jou plaats. Op je rug, haar dijen aan weerszijden van je flanken, haar kut voelt nog nat en warm tegen je huid. En dan begint ze te bewegen. Langzaam. Een schurende rit over jouw rug, jouw lijf is haar ondergrond, jij bent haar fundament. Ze rijdt je zoals ze daarnet het leer reed. Wrijvend, rollend, met haar gewicht als offer en claim tegelijk. Je voelt haar vocht op je huid druppen. Je voelt haar adem versnellen, haar borsten klappen tegen haar lichaam, haar keel zuchten in diepe, bijna heilige ritmes. Ze buigt voorover, drukt haar borsten tegen je rug, haar tepels warm en hard op je huid. Haar mond bij je oor. En kondigt aan: “Zadel… ik kom.”

En ze komt, je voelt haar schokkend, rijdend op je rug. Je hoort haar schreeuwen, zichzelf bevrijdend met jouw lichaam als bedding, als bodem, als draagvlak. En dan blijft ze natrillend, uitgeteld, zitten tot je haar van je af gooit, met een grijns die alleen mannen dragen die net dienst gedaan hebben maar nu zélf willen spelen. Ze rolt, lacht, verrast, haar rode haren als een vuurexplosie in het stro. En jij, ondeugend, streelzacht, kietelt haar in haar zij. Ze giert en spartelt, schopt met haar benen, en tegelijk grijpt ze je vast. Hard, hebberig, alsof ze voelt dat haar lichaam nog niet genoeg van je kreeg en terwijl ze zich om je heen krult, glijdt je gezicht omlaag. Niet naar beneden, nee, naar boven, naar dat goddelijke lijf, dat heilige vlees dat je al kende van je handen, van je blik, je verkent het en neemt het nu in bezit met je mond. Je mond komt precies bij haar linkerborst, een volle zware, warme, gulle borst. De tepel staat strak als een bes die smeekt om geplukt te worden.

En jij zuigt, langzaam, diep, stevig. Eerst draai je een rondje met je tong, beweeg je die op en neer en je voelt haar tepel stijf worden en begint te zuigen met je lippen. Ze kermt als je dat doet, alsof je haar ermee verrast. De eerste kerm is niet luid. De tweede rauw, de derde onderbreekt ze “Dit moet je niet doen…” Ze kronkelt onder je. “…dit is zóooo gevoelig…” Dat is niet aan dovemansoren besteedt, dus zuig je door en je voelt haar buik samentrekken, haar benen zich stevig om je heen klampen. En dan breekt haar mond open, grijpen haar handen je oren, gilt ze “Oh fuck… oh kutje… mijn kutje… mijn tepels… ik kom… niet doen…” Maar jij doet, gaat door. Je neemt haar andere borst. Tegelijk. Hand op de ene, mond op de ander. Je zuigt, Je knijpt, je kust en rijdt rondjes met je tong op haar volle tepelhof. “Oh ja… ga door dan… zuig ze…”

Haar bekken beweegt in de lucht, zonder dat je haar aanraakt daarbeneden — alleen jouw mond op haar borsten stuurt haar richting de afgrond. “Allebei dan…” En je geeft haar alles. Ze komt, haar kut trekt samen, sappig, druipend, zonder jouw aanraking, gewoon, alleen en vooral omdat jij haar goddelijke tieten vereerde. Ze blijft uitgeteld liggen met zweet dat glanst op haar sleutelbeen. Tepels nog stijf, borst nog bonzend. En jij ligt naast haar, je mond vol herinnering aan een goddelijk orgasme en geniet met haar de vurige rust nadat de storm is gaan liggen.

En toch branden haar ogen nog, haar huid gloeit. Nóg is ze niet klaar en ontvankelijker dan ooit. En dan buigt ze zich naar je toe, haar gezicht dicht bij het jouwe, haar lippen een zucht van vuur. “Leg je lul er maar tussen…” fluistert ze, zacht, maar met die onweerstaanbare klank van een vrouw die haar macht kent, en die nu wil spelen, verleiden, leiden. Je hoeft niet te vragen wat ze bedoelt. Je gaat op je knieën boven haar. Zij ligt daar, met haar volle borsten, warm, en glanzend van haar eigen zweet, jouw speeksel, jouw mondmassage.

Ze pakt ze vast, twee handen vol vlees, stevig en zacht tegelijk, vormt er een bedding van en jij legt je stijve, kloppende op ontploffen staande pik tussen die goddelijke tieten, tussen die ronde, gevoelige heuvels die haar en jou zojuist naar extase lieten likken. Ze beweegt langzaam en ritmisch met haar borsten, masseert je lul met ze. Masseert je met borsten als zachte kussens vol verlangen, met ogen op jou gericht, met een tong die af en toe over haar lippen glijdt, en dan zegt ze, zacht, roestig, geil, ondeugend: “Als je komt, spuit dan tegen mijn rode lippenstift.”

En je ziet haar mond, open, vol belofte, vol kleur, vol hitte. Bij iedere stoot, iedere nieuw glijden kijkt ze je. Stoot voor stoot. Geil. Verlangend. Wachtend. Uitnodigend. Je lul glijdt tussen haar borsten, de spanning bouwt zich al op in je buik, en haar woorden echoën, vuren je aan “Ik wil het voelen op mijn mond. Warm. Vies. Alles.” Je kreunt, stoot door en al een paar stoten voor het einde voel je dat het er aan komt, beweeg je steviger, feller, ongecontroleerder en je voelt het aankomen, dat witte geweld, dat mannelijke offer, dat je niet meer kunt stoppen. En dan… Spuit je. Tegen haar rode lippenstift. Op haar mond. Over haar kin. Tegen het puntje van haar neus. Ze lacht, zucht, opent haar mond nog iets meer en vangt wat druppels op met haar tong. Ze wrijft de rest uit over haar gezicht, met haar vingers, als warpaint van lust. “Mmm,” zegt ze.
“Nu ben jij mijn zadel… én mijn jachtbuit.”

Wat vond je van dit verhaal?

Aantal stemmen: . Gemiddeld cijfer:

Nog geen cijfer, ben jij de eerste ?

Geschreven door Thomas

Ik houd ervan om verhalen te schrijven. Mijn erotische verhalen wil ik hier graag met je delen. Wil je contact dan kun je me mailen op thomasnoorderlicht@gmail.com

Dit verhaal is 12891 keer gelezen.
Reageren? Leuk! Houd het aub on topic en netjes, dankjewel!

5 gedachten over “Yenthe”

  1. Dag Thomas dit is goed geschreven in details en ook de uitroepen worden nu erbij gezet.
    Proficiat! Ga door op dit elan
    Vanwege Gilbert in Vlaanderen

    Beantwoorden
    • Ik wilde een keer vanuit ander perspectief vertellen. Recent deed ik dat ook bij ‘De Rondleiding’ waarbij ik wissel: Roos’ perspectief en dat van de verteller. Ik ben vooral benieuwd wat het voor jou als lezer betekent, of het bijdraagt aan de spanning in het verhaal of juist niet.

Laat een antwoord achter aan G Reactie annuleren