De woonkamer ruikt naar vers gezette thee, en het zachte kaarslicht flikkert over het eikenhouten dressoir, waar foto’s van onze kinderen en een vergeelde trouwfoto staan. De rolluiken zijn gesloten, zoals altijd ’s avonds in ons Brabants huis. Ik zit op de bank, de gehaakte plaid over mijn knieën, mijn ogen gericht op de televisie. Het programma ‘Samen door de Jaren’ speelt op het scherm, een documentaire over oudere stellen die hun liefde door decennia heen hebben gedragen.
Een vrouw, van ruim in de 80, haar grijze haar in een losse knot, vertelt hoe zij en haar man na jaren van routine weer tijd maakten om elkaar echt te zien, hand in hand op een bankje in het park. Haar woorden raken me, roeren een stille pijn in mijn borst. Vijfenveertig jaar zijn Walter en ik getrouwd, en toch voelt het soms alsof we vreemden zijn geworden, gevangen in een routine van koffie, maaltijden en televisieavonden. Vijftien jaar zonder echte aanraking, zonder meer dan een plichtmatig kusje. Het programma wekt een mengeling van verdriet en hoop in me op – verdriet om wat we verloren hebben, hoop dat het misschien niet te laat is.
Ik kijk naar Walter, die tegenover me in zijn vertrouwde leunstoel zit, verdiept in het clubblad van de harmonie. Zijn haar is grijzer dan vroeger, maar zijn ogen hebben nog die twinkeling, die energie die me altijd aantrok. Het clubblad ligt open op zijn schoot, en ik zie een foto van Walter en Jolanda, de andere hoboïste van de harmonie, glimlachend met hun instrumenten na een repetitie. Jolanda, veel jonger dan wij, komt regelmatig bij ons oefenen. Hoewel ik het nooit zeg, geniet ik enorm van hun samenspel. Tijdens het spelen voel je de klik die ze hebben. Het beeld raakt me, herinnert me aan de man die ooit voor me zong tijdens onze verkering, zijn stem warm en teder. Hij is altijd druk geweest met de harmonie, net zoals ik met mijn werk in het restaurant, en ergens onderweg zijn we gestopt met elkaar écht waar te zien. Geïnspireerd door het stel op televisie, verzamel ik mijn moed.
“Walter,” zeg ik, mijn stem zachter dan ik bedoel, “dat programma zet me aan het denken. Hoe kijk jij terug op al onze jaren samen?” Hij kijkt op, verrast, het clubblad zakt iets in zijn handen.
“Onze jaren?” herhaalt hij, en er speelt een glimlach om zijn lippen, een beetje aarzelend. “Dat waren goede jaren, Mieke.” Hij denkt even na. “Weet je nog hoe we altijd lachten, vroeger? Een van onze eerste keren in de soos, toen we dansten tot middernacht?”
Ik glimlach, maar voel een steek in mijn borst. Die jaren lijken zo ver weg, begraven onder de stilte die ons huwelijk heeft overgenomen. Op de televisie houdt het stel elkaars handen vast, en ik voel de moed om verder te praten.
“Ja, dat weet ik nog,” zeg ik. “Maar soms… soms mis ik hoe dicht we toen waren. Niet alleen het lachen, maar… elkaar vasthouden, elkaar zien.” Zijn ogen worden zachter, en hij legt het clubblad op de salontafel, leunt voorover.
“Ik mis dat ook,” zegt hij, zijn stem zacht, bijna alsof hij bang is om het hardop te zeggen. “Ik wilde het nooit ter sprake brengen, Mieke. Ik was bang dat je… dat ik je zou kwetsen.”
Zijn woorden raken me, en ik voel mijn keel samentrekken. Al die jaren dacht ik dat hij het misschien niet meer wilde, dat ik niet meer de vrouw was die hij ooit begeerde.
“Ik dacht dat jij het niet meer wilde,” geef ik toe, mijn stem trilt. “Het is zo lang geleden, Walter. Ik vind het lastig.” Hij kijkt naar zijn handen, dan weer naar mij, en ik zie een flits van verdriet in zijn ogen.
“Ik snap het. Dat is nooit mijn bedoeling geweest,” zegt hij. “Jij bent nog steeds… Mieke. De Mieke die de verlegen Walter de dansvloer optrok. De Mieke die me stevig vasthield op mijn Berini M21.” Ik voel een glimlach in mijn buik kriebelen. Het is jaren geleden, maar ik weet nog goed hoe ik hem in La Vigne langs de kant zag staan. Zijn ogen verscholen achter zijn lange lokken. Hoe hij mij daarna, achterop zijn brommer, naar huis bracht en een straatje eerder stopte zodat ons pap en mam mij niet met een nozem zouden zien. “De manier waarop je lacht, die zachte lijnen in je gezicht, ik vind je nog steeds prachtig. Je bent de vrouw van mijn leven.”
Mijn wangen worden rood, en ik kijk weg, plots onzeker over mijn ouder wordende lichaam, de rimpels die ik ’s ochtends in de spiegel zie. Maar zijn woorden, zo oprecht, raken mij diep. Ik voel de tranen in mijn ogen prikken. Om de spanning te breken, wijs ik naar het clubblad.
“Ik zag je foto met Jolanda,” zeg ik, glimlachend. “Vertel eens, wat spelen jullie nu met de harmonie?” Zijn gezicht klaart op, zoals ik wist dat het zou doen.
“We repeteren een arrangement van Mozart, Ave Verum Corpus,” zegt hij, zijn stem warmer nu. “De hobo heeft een mooie solo, maar het is lastig. Het voelt alsof je een verhaal vertelt met elke noot.” Hij vertelt over de repetities, hoe hij worstelt met de timing, en ik luister, gefascineerd door zijn passie, ook al is muziek nooit mijn wereld geweest. Het voelt goed om hem zo te zien, zo levendig.
“En jij?” vraagt hij plots, zijn ogen op mij gericht. “Hoe was het op jouw werk? Jij hebt altijd van die verhalen over klanten.” Ik glimlach, verrast, hij vraagt nooit naar mijn werk. Het is alsof hij denkt dat hij alles al weet, er niets meer te zeggen is.
“Druk,” zeg ik. “Gister nog, een oudere man die zei dat mijn glimlach hem aan zijn vrouw deed denken. Dat was lief.” Ik vertel over de chaos van de avondspits, hoe ik nog steeds geniet van het contact met mensen, en Walter luistert, knikt, vraagt door over een nieuwe wijn die we serveren. Het voelt alsof hij me echt ziet, voor het eerst in jaren.
We vallen stil, en onze ogen ontmoeten elkaar. Er hangt iets in de lucht, een begin, maar ik weet even niet meer wat ik moet zeggen.
“We moeten dit vaker doen,” zegt hij zacht en doorbreekt de stilte. “Gewoon praten, maar ook… samen iets doen, zoals vroeger.”
“Misschien weer eens wandelen, zoals in Kampina?” vraag ik. Walters ogen lichten op, en hij knikt.
“Dat zou mooi zijn,” zijn stem met een toon zoals vroeger. “Laten we dat doen. Zondag, in Kampina.”
De herfstlucht in Kampina is fris, en de paden zijn bezaaid met rood-gele bladeren die knisperen onder onze schoenen. Het natuurgebied, met zijn glooiende heide en stille beekjes, voelt vertrouwd, alsof we terug zijn in de tijd dat we hier met de kinderen wandelden. Walter loopt naast me, zijn handen in de zakken van zijn jas, en ik trek mijn sjaal wat strakker om mijn nek, mijn haar losjes opgestoken. Na ons gesprek een paar dagen geleden, toen ik voorstelde om weer eens te wandelen zoals vroeger, voel ik een mengeling van hoop en onwennigheid. Het is jaren geleden dat we samen iets deden, verloren in de waan van mijn werk in het eetcafé en Walters repetities met de harmonie. Vandaag is een poging om die kloof te overbruggen, en mijn hart klopt sneller bij de gedachte.
Zonder iets te zeggen pakt Walter mijn hand, zijn vingers warm en stevig om de mijne. Mijn adem stokt even, alsof mijn hart een slag overslaat. Het is zo lang geleden dat hij me zo vasthield, en het voelt vreemd, maar ook goed, als een herinnering die terugkomt. Ik durf niets te zeggen, bang om het moment te breken.
“Mooi hier, hè?” zegt hij, zijn stem luchtig, maar zijn ogen zoeken de mijne, teder zoals vroeger.
“Ja,” zeg ik, mijn stem zachter dan ik bedoel. “Ik was vergeten hoe rustgevend Kampina is.”
We lopen verder, en bij een houten bankje langs een kabbelend beekje stoppen we. Walter gebaart dat ik moet gaan zitten, en als ik zit, schuift hij naast me en legt voorzichtig zijn arm om mijn schouder. Zijn geur, een vleug van aftershave en iets uniek hem, vult mijn zintuigen, en ik leun tegen hem aan, mijn hoofd tegen zijn jas. Het is een simpel gebaar, maar het voelt als een omhelzing van ons verleden, een moment dat me hoop geeft.
“Weet je nog hoe Yvonne hier ooit viel?” zeg ik, wijzend naar het pad. “Ze had nieuwe laarsjes die eigenlijk net iets te groot waren. Ze huilde zo hard, maar jij tilde haar op en zong een liedje tot ze lachte.”
Walter grinnikt, zijn arm iets steviger om me heen.
“Ja, ze was een handenbindertje,” zegt hij. “Net als haar moeder.” Hij knipoogt plagerig, en ik voel mijn wangen rood worden, verrast door zijn speelsheid, die ik zo lang niet gezien heb.
Om het moment licht te houden, verander ik van onderwerp.
“Hoe gaat het met je concert? Dat stuk van Mozart, ben je al verder gekomen met die solo?” Zijn ogen lichten op, zoals altijd als het over de harmonie gaat.
“Ave Verum Corpus,” zegt hij, zijn stem vol enthousiasme. “De hobo-partij is prachtig, maar lastig. Gister kregen we, met wat hulp van Jolanda, eindelijk de timing goed.” Hij vertelt over de repetitie, hoe de dirigent hen pushte, en ik glimlach om zijn levendigheid, ook al is muziek niet mijn wereld geweest. Het voelt goed om hem zo te zien, zo vol passie.
Hij kijkt naar me, zijn ogen zacht in het herfstlicht. “De herfstlucht laat je wangen blozen, Mieke,” zegt hij, zijn stem teder. “Het doet me denken aan hoe je keek toen we hier vroeger wandelden. Weet je nog hoe we na zulke wandelingen soms in een café belandden, lachend om de kleinste dingen?”
Ik glimlach, verrast dat hij het zich herinnert.
“Ja, dat waren mooie tijden,” zeg ik, en de herinnering brengt een warme golf van nostalgie. “In het eetcafé is het nu zo anders, altijd rennen en vliegen. Gister nog had ik een oudere man die een verhaal vertelde over zijn eerste date, hier in Kampina. Het deed me aan ons denken.”
Walter knikt, zijn blik warm.
“Dat soort verhalen maken je werk bijzonder, hè? Hoe hou je dat toch vol, altijd die glimlach voor iedereen?” Zijn vraag voelt oprecht, en ik voel me gezien, gewaardeerd.
“Ik weet niet,” zeg ik, lachend. “Soms is het zwaar, maar die momenten met klanten, die maken het waard.” Zijn bewonderende blik, die ik zo lang gemist heb, geeft me het gevoel dat hij me nog steeds aantrekkelijk vindt, zelfs met mijn grijzende haar en de lijnen in mijn gezicht.
We staan op en lopen verder, zijn hand nog steeds in de mijne. Het bos voelt als een stille getuige van ons nieuwe begin, en terwijl we lopen, denk ik aan hoe deze wandeling ons dichter bij elkaar brengt. Samen iets doen, zoals vroeger, voelt als een eerste stap naar intimiteit, een belofte die ik vast wil houden.
Na onze wandeling in Kampina voelde ik een sprankje hoop, alsof we elkaar weer begonnen te zien. Een paar dagen later verraste Walter me met het plan om naar mijn favoriete Italiaanse restaurant te gaan, iets wat hij alleen voor mij deed, wetende dat ik van de warme sfeer daar hou. Het restaurant, een gezellig plekje in Goirle, baadt in kaarslicht, en de geur van versgebakken pizza vult de lucht. Ik voel me bijna te chique gekleed in mijn nette jurk en mijn haar zo opgestoken. Walter zit tegenover me, zijn overhemd keurig gestreken, en ik kan nog steeds niet geloven dat hij me hiernaartoe heeft gebracht. Hij eet net zo lief een frietje in het cafetaria, maar dit gebaar raakt me diep, alsof hij echt probeert onze band te versterken.
“Je ziet er prachtig uit vanavond,” zegt hij, zijn ogen op mij gericht terwijl ik mijn wijnglas vasthoud. “De manier waarop je dat glas vasthoudt, zo elegant… het doet me denken aan vroeger.”
Mijn wangen worden rood, alsof ik weer een meisje ben, en ik kijk naar mijn handen, plots verlegen.
“Dank je,” zeg ik zacht. “Ik was bang dat je… nou ja, dat je me niet meer zo zag.” Zijn ogen worden zachter, en hij reikt over de tafel, zijn vingers even over de mijne.
“Mieke, ik zie je altijd zo,” zegt hij, zijn stem teder, zoals in de dagen dat we verliefd werden. “Je ogen stralen in dit licht, wist je dat?”
Ik glimlach, mijn hart lichter dan het in jaren geweest is. We praten over onze verkeringstijd, hoe we ooit dansten in De Meulen, zijn armen om me heen, mijn hoofd tegen zijn schouder. Die avonden, met onovertroffen optredens van The Mentals Bats, voelen als gisteren, vol van die jonge, onbezorgde energie.
“We waren zo jong,” zeg ik, en hij lacht, zegt dat ik nog steeds diezelfde sprankel heb.
Het eten wordt geserveerd, een romige risotto die ik zo goed ken, en Walter kijkt ernaar met een glimlach.
“Dit doet me denken aan die keer dat we in dat eetcafé in Riel aten, vlak na een wandeling,” zegt hij. “Jij koos altijd de beste plekjes uit. Hoe creëer jij zo’n gezellige sfeer in het eetcafé, met al die mensen?” Ik lach, verrast door zijn vraag, dat hij dat nog weet.
“Dat is het mooie van de bediening,” zeg ik. “Je ziet meteen of iemand een luisterend oor nodig heeft. Gister nog had ik een stel dat vertelde over hun eerste date, en ik raadde een gerecht aan dat ze allebei lekker vonden. Het is alsof je een klein feestje bouwt voor ze.” Hij luistert aandachtig, knikt, en vraagt hoe ik dat doe, altijd zo warm en gastvrij. “Jij zou het ook goed doen,” zeg ik plagend, “met jouw rustige manier van luisteren.” Hij schudt zijn hoofd, maar zijn ogen twinkelen, en ik voel me gewaardeerd, gezien. De pianomuziek op de achtergrond herinnert hem aan iets anders. “Hoe gaat het eigenlijk met je tuin? Die rozen die je plantte, bloeien ze al?” vraag ik nieuwsgierig. Zijn gezicht licht op, verrast en blij.
“Ja, de rozen doen het goed dit jaar,” zegt hij. “Die nieuwe struik, die rode, was een goed advies van je.” Ik glimlach, blij om zijn passie en erkenning voor mijn inbreng.
“Misschien moet ik je gewoon een keer helpen ook al is tuinieren niet mijn wereld.” Hij kijkt verrast, blij, en ik voel dat we elkaar weer vinden.
Buiten, in de koele herfstavond, trekt Walter me naar zich toe, zijn armen stevig maar voorzichtig om me heen. Onze lichamen drukken onverwacht tegen elkaar aan. Ik voel zijn hartslag tegen mijn borst, zijn adem warm tegen mijn voorhoofd, en ik sluit mijn ogen, genietend van dit moment van nabijheid.
“Dit was een mooie avond,” fluister ik, en hij knikt, zijn kin tegen mijn haar.
“Ja, en er komen er meer, Mieke.”
De slaapkamer is stil, het licht van het nachtlampje zacht tegen de muren. De rolluiken zijn gesloten en sluiten het maanlicht buiten, waardoor de ruimte voelt als een veilige cocon. Ik zit op ons bed, de gebloemde sprei een beetje verkreukeld onder me, mijn nachtjapon losjes om mijn schouders. Walter zit naast me, zijn overhemd verruild voor een zachte pyjama, en ik voel een lichte spanning in mijn buik. De afgelopen weken hebben iets veranderd, onze gesprekken, de wandeling, het etentje en vanavond voelt als een stap verder.
“Ik heb genoten van het etentje,” zeg ik. “Het was echt fijn en het voelt alsof we weer dichter bij elkaar komen.”
Hij kijkt me aan, zijn ogen warm maar voorzichtig.
“Ik ook,” zegt hij. “Maar ik… ik heb het moeilijk gevonden, Mieke. Al die jaren zonder… zonder dicht bij je te zijn. Ik was bang om het te vragen, bang dat je het niet wilde.” Zijn woorden raken me, en ik voel een golf van empathie.
“Ik was ook bang,” geef ik toe. “Bang dat jij mij niet meer wilde, niet zoals vroeger.” Ik kijk naar mijn handen, de rimpels die ik zo vaak in de spiegel bekritiseer. “Ik ben niet meer dezelfde, Walter.” Hij schuift dichterbij, zijn hand op de mijne.
“Ik zei het al eerder, je bent nog steeds Mieke, mijn Mieke,” zegt hij, zijn stem liefdevol, zoals hij dat vroeger ook altijd zei. “De lijnen rond je ogen als je lacht, die maken me nog steeds blij. Je bent prachtig.” Mijn ogen worden vochtig, en ik voel een stille sensatie door mijn lichaam trekken, alsof een deel van mij dat jaren sliep weer ontwaakt. Hij leunt naar me toe, en we knuffelen, zijn armen stevig maar voorzichtig om me heen, zoals hij altijd was in onze beste momenten. Ik voel zijn warmte, zijn vertrouwde geur, en dan vinden onze lippen elkaar, eerst aarzelend, een zachte kus die voelt als een vraag.
Ik antwoord door dichter tegen hem aan te leunen, en de kus wordt dieper, inniger, alsof we elkaar opnieuw ontdekken. Mijn handen glijden over zijn rug, voelen de vertrouwde vorm van zijn schouders, en hij streelt mijn armen, mijn wangen, zijn aanrakingen zo zacht dat ik me geliefd voel, gewenst. De minuten glijden voorbij. Als we stoppen, houden we onze voorhoofden tegen elkaar, en ik voel mijn adem snel gaan, mijn hart vol.
“Dit voelt goed,” fluister ik, en hij knikt, zijn ogen glanzend in het schemerlicht.
“Ja,” zegt hij met een duidelijke emotie in zijn stem.
Wanneer we gaan liggen, nestel ik me voor het eerst in jaren in zijn veilige armen, en terwijl ik in slaap val, voel ik me eindelijk weer thuis in zijn nabijheid.
Het is vijf uur ’s ochtends, en de slaapkamer is gehuld in een diepe duisternis, zo donker dat ik alleen de warmte van ons bed voel. Ik vind het fijn, dit duister; het haalt de aandacht weg van mijn ouder wordende lichaam, van de lijnen en rimpels die ik soms te lang in de spiegel bekritiseer. Het bed kraakt zacht als ik me omdraai, half wakker, mijn nachtjapon verschoven over mijn schouder. Ik voel Walter bewegen naast me, zijn adem dichtbij, en dan klinkt zijn stem, zacht en voorzichtig.
“Ben je wakker?” vraagt hij.
“Een beetje,” mompel ik, mijn ogen nog zwaar van de slaap. In het donker voel ik zijn hand op mijn arm, een lichte, tedere streling die me volledig wakker maakt. Mijn hart slaat een slag over, een mengeling van opwinding en onwennigheid.
“Ik heb zo genoten van de afgelopen weken,” zegt hij. “Onze gesprekken thuis, onze wandeling in Kampina, het etentje in Goirle… het voelt alsof we elkaar weer vinden. Ik wil… ik wil daaraan blijven werken. Samen.” Hij aarzelt, en dan voegt hij eraan toe: “Ik zou graag met je willen vrijen. Als jij dat ook wilt.”
Zijn woorden hangen in de lucht, en ik voel mijn adem stokken. Het is zo lang geleden, jaren waarin ik me afvroeg of hij mij nog wilde. Toch voelt zijn stem zo oprecht en voorzichtig, dat mijn angst wegsmelt. Ik zeg niets, maar reik naar hem, mijn vingers vinden in het donker zijn gezicht, voelen de vertrouwde lijnen van zijn wangen, zijn kaak. Het is mijn antwoord, en hij begrijpt het.
Hij leunt dichterbij, zijn lippen vinden de mijne in een zachte, langzame kus, en ik voel een stille sensatie door mijn lichaam trekken, een herkenning van de liefde die we ooit deelden in onze verkeringstijd, toen we elkaar voor het eerst kusten buiten bij La Vigne. Zijn handen glijden over mijn armen, mijn rug, mijn heupen, teder en bedachtzaam. Ik voel me veilig, gekoesterd, en mijn handen vinden zijn schouders, zijn borst, de vertrouwde vorm van zijn lichaam, die zelfs in het donker zo eigen voelt. Onze zoenen worden dieper, en mijn huid tintelt onder zijn aanrakingen, een warme golf die door me heen stroomt, alsof ik weer de vrouw ben die hij ooit begeerde.
Hij trekt me dichter tegen zich aan, en ik voel zijn lichaam tegen het mijne, warm en stevig. Wanneer hij me binnendringt, is het langzaam, voorzichtig, en ik voel een volle, warme sensatie, vreemd na al die jaren, maar ook vertrouwd. De ongewoonte maakte me gespannen, bijna pijnlijk. Maar zijn langzame bewegingen waren teder en namen de twijfel weg. Het was alsof ik leerde wat mijn lichaam was vergeten. Zijn bewegingen zijn zacht, teder, een gevoel dat ons weer één maakt.
Mijn handen rusten op zijn rug, voelen de warmte van zijn huid en ik laat me meenemen door het moment. In het donker is er alleen zijn aanraking, zijn adem, de synchrone beweging van onze lichamen. Zijn handen glijden naar mijn heupen, een zachte greep die hem dieper in me trekt, en ik voel me begeerd, alsof ik zijn enige ben. Zijn ritme bouwt langzaam op, en ik voel zijn spanning toenemen, zijn ademhaling dieper en onregelmatiger worden tegen mijn huid. Mijn eigen lichaam reageert, een tintelende warmte die zich uitbreidt vanuit mijn buik, als een zachte golf die door mijn ledematen trekt. Ik voel elke beweging, elke lichte trilling in zijn spieren, en het maakt me bewust van hoe verbonden we zijn – niet alleen fysiek, maar in dit gedeelde verlangen dat jarenlang sluimerde.
Wanneer hij zijn hoogtepunt nadert, trekt hij me nog dichter tegen zich aan, zijn greep op mijn heupen steviger maar nog steeds voorzichtig, en ik hoor een zachte kreun ontsnappen aan zijn lippen.
Hij bereikt zijn hoogtepunt en ik ervaar het als een overgave die mijn hele lichaam vult. Het is alsof zijn wezen zich met de mijne vermengde. Een uitbarsting overspoelde me met een diepe liefde en een gevoel van verbondenheid, een vurige hoop voor wat nog komen gaat. Mijn huid gloeit, mijn hart bonst, en ik voel een lichte trilling door mijn eigen lichaam gaan. Mijn eigen hoogtepunt is niet relevant, het maakt het niet uit; dit is meer dan fysiek, het is een herbevestiging van ons als paar, van mijn vrouwelijkheid, van de tederheid die hij me schenkt.
Zijn handen blijven op mijn heupen rusten, zacht en beschermend, alsof hij me nooit meer wil loslaten, en ik koester die aanraking, voel me eindelijk weer heel, geliefd en gewenst in de veiligheid van het donker. We liggen in elkaars armen, mijn hoofd op zijn borst, zijn hartslag een rustig ritme onder mijn oor.
“Ik hou van je,” fluistert hij, en ik glimlach, mijn ogen vochtig.
“Ik ook van jou,” zeg ik, en in de stilte van onze donkere slaapkamer voel ik een diepe hoop.
Zo raak en herkenbaar.
Godverdomme, verzoek verhaal of niet.
Fantastisch goed geschreven!
Los van de erotiek, zijn de overpeinzingen, het gevoel, geweldig weer gegeven.
Ik zou willen dat ik een dergelijk verhaal in de pen had. Chapeau!
Rainman
Mooi verhaal Gemini
Dank je wel!
5 sterren is een onderwaardering voor dit verhaal. Zo zal het waarschijnlijk in vele huwelijken gaan. Zo zonde..
Dank en extra dank aan degene die dit als verzoekje indiende. Het is gebaseerd op de input die ik kreeg.
herkenbaar !!
Ja…. en dat is jammer. Ik hoop dat dit verhaal inspiratie geeft om het gesprek te starten.
Prachtig, ook mijn ogen vochtig
Inderdaad prachtig ,In mijn broek werd er wat vochtig.
🙂