De reis naar het zuiden

De reis naar het zuidenDe zilte lucht vult mijn longen terwijl ik op het dek van de Zeevogel sta, een slanke Jeanneau Yacht 55 die zachtjes deint op de golven van het Kanaal. De zon is net onder, de eerste sterren prikken door de hemel, en de kustlichten van Normandië twinkelen in de verte. Een stille afdruk van land, terwijl we koers zetten naar het zuiden. De motor bromt zacht, een geruststellend ritme onder de schemering. Ik leun tegen de reling, mijn vingers strijken over het koele teakhout. Het is mijn eerste nacht aan boord, en toch voelt het alsof ik thuiskom in een leven dat ik lang heb gemist.

Terugdenkend aan de jaren die me hier hebben gebracht, dwaalt mijn geest af. Drie jaar geleden verliet ik Mark – of beter gezegd: ik brak los uit een lange relatie die me langzaam had ingesnoerd. Mark was altijd de man met de glanzende façade. Hij was een advocaat op de Zuidas, met een salaris dat ons een meer dan comfortabel leven gaf. Een huis in de grachtengordel, etentjes in restaurants waar hij anekdotes vertelde over zijn “overwinningen” in de rechtszaal. Maar achter die façade was hij slap, een watje dat zich liet overrompelen door zijn ouders, collega’s, cliënten en zelfs door de ober die zijn bestelling verkeerd opnam. Hij klaagde erover in bed, zijn stem zeurderig, maar deed nooit iets. Ik probeerde hem te sturen, te helpen, maar hij leek altijd op te geven.

“Het waait wel over,” zei hij altijd, zijn schouders opgetrokken als een schildpad die zich terugtrekt. Onze relatie was nooit gelijkwaardig. Ik werkte als freelance grafisch ontwerper, bouwde mijn eigen wereld, maar Mark zag dat als een hobby, iets om te vullen tussen zijn belangrijke dagen. Hij kende de harde wereld van de grafische vormgeving niet en wilde die eigenlijk ook helemaal niet kennen. Hij wilde kinderen.

“Ik wil ons leven compleet maken,” zei hij, met die glimlach die hij zeer waarschijnlijk oefende voor de spiegel. Maar ik niet. Nooit. De gedachte aan een kind, aan dat eeuwige geven, aan het opgeven van mijn vrijheid, maakte me benauwd. Ik probeerde het hem uit te leggen, nachten lang, mijn handen in de zijne, mijn stem zacht maar vastberaden.

“Ik wil reizen, creëren, vrij zijn,” zei ik. “Een kind past niet in dat plaatje. En op welke wereld zetten we dat kind dan eigenlijk? De wereld staat in brand, we zitten in de laatste seconden van een klimaatcrisis.” Hij knikte, zei dat hij het begreep, maar diep vanbinnen deed hij dat niet. Hij drong aan, zachtjes eerst, dan met een passieve agressie die me uitputte.

“Misschien verander je nog van gedachten. Je bent nog jong.” Jong? Ik was 36 toen, en voelde me ouder dan hij, met zijn kinderlijke verwachtingen. Hij liet over zich heen lopen op zijn werk. Promoties die hij miste omdat hij niet opstond tegen zijn collega’s. Dat sijpelde door in ons leven. Ik was degene die beslissingen nam, rekeningen betaalde, gezeur met buren oploste, terwijl hij zich verschool achter zijn “drukke baan”. Het was ongelijk: ik de sterke, hij de zwakke, en dat vrat aan me. Seks met hem was, als hij al zin had, routineus, haastig, zonder diepte. Een snelle ontlading na een lange dag, zijn handen onzeker, zijn ritme voorspelbaar. Ik voelde me niet gezien, niet begeerd op een manier die me raakte.

Drie jaar later sta ik hier. De wind in mijn haar, de zee als belofte. En Vincent. Hij is anders. Niet alleen krachtig, maar aanwezig. Zijn handen aan het roer zijn zeker, zijn stem rustig. Hij lijkt iemand die weet wat hij wil, maar zonder te hoeven overheersen. Ik zag het eerder vandaag, toen Tom een fout maakte met de zeilen; Vincent corrigeerde hem kalm, maar met gezag. Geen harde woorden, alleen vertrouwen.

Hij vraagt naar mijn werk, luistert echt. Zijn blik houdt die van mij vast, zonder druk. Hij heeft iets van zachtheid onder zijn zekerheid, alsof hij zich bewust is van hoe breekbaar mensen kunnen zijn. Zijn leeftijd, ruim 20 jaar ouder, doet er voor mij niet toe. Die lijnen rond zijn mond, de grijze strengen in zijn haar, maken hem niet zwak, maar rijk aan ervaring. Ik voel een warmtegolf als ik aan hem denk, een contrast met Mark’s passiviteit. Vincent zou vechten voor wat hij wil, zou me vasthouden met een greep die beschermt, niet verstikt. De zee strekt zich voor mij uit, en ik vraag me af of deze reis niet alleen naar het zuiden leidt, maar ook naar iets in mezelf dat ik lang heb verborgen.

Vincent staat aan het roer, zijn silhouet krachtig tegen het schemerlicht. Zijn zilvergrijze haar wappert in de wind, en zijn ogen, gerimpeld maar scherp, scannen de horizon. Hij straalt een vitaliteit uit die me intrigeert. Een man die de stormen van het leven heeft doorstaan. Ik denk aan onze eerste ontmoetingen, hoe hij over zijn verlies sprak. Zijn vrouw stierf twee jaar geleden, vertelde hij. Toen hij daarover sprak, was er een stilte die niet ongemakkelijk was, maar eerlijk. Hij draagt zijn verlies niet als last, maar als herinnering. Deze reis, naar Zuid-Frankrijk, is zijn eerbetoon aan haar – en nu deel ik het met hem. Vincent heeft mij, uit een groep van 14 potentiële reismaatjes, gekozen om mee op reis te gaan. We hebben elkaar drie keer gezien voor we vertrokken: een kop koffie, een wandeling en een proefvaart. Elke keer voelde het als een laag die afpelde, een klik die groeide in zijn rustige aanwezigheid.

Omdat er op zee altijd iemand wacht moet houden, zeker ’s nachts, heeft hij twee studenten, Tom en Eva, uitgenodigd als ondersteuning. Zij zouden voornamelijk de nachten op zich nemen. Tom, een nautische student met een jongensachtige grijns, controleert de opgedoekte zeilen. Eva, een studente mariene biologie, controleert de kaarten met een zaklamp. Ze zijn jong, bruisend, hun stemmen een vrolijke echo naast het ruisen van de golven.

Ik laat de reling los, mijn voeten vinden de trap naar de kajuit, waar de warmte van het lamplicht me verwelkomt. Benedendeks is de sfeer intiem. Het zachte schommelen van de boot en de kloppende golven tegen de romp hebben een ritme dat mijn gedachten wiegt.

Voordat we aan tafel gaan, verzamelen we ons in de kajuit voor een korte bespreking van het wachtschema. Vincent leidt het gesprek, zijn stem stabiel als de boot zelf.
“We varen door het Kanaal vannacht, dan richting de Franse kust,” zegt hij, zijn vingers wijzend op de kaart die uitgespreid ligt op de tafel. “Tom, jij neemt de eerste shift van middernacht tot vier, Eva volgt tot acht. Laura en ik doen overdag, maar als het nodig is, springen we bij.” Tom knikt enthousiast, zijn jonge gezicht oplichtend in het lamplicht.

“Geen probleem skipper. Ik hou van nachtvaren – de sterren zijn op zee zo mooi.” Eva lacht, haar paardenstaart zwiepend als ze de kaart bestudeert.
“Ik ook, maar ik hoop op dolfijnen bij zonsopgang. Mijn prof zou jaloers zijn.” Hun energie is aanstekelijk, een herinnering aan mijn eigen twintiger jaren, toen alles nog open lag, zonder de littekens van mislukte relaties. Ik ben nu tegen de 40 en voel het contrast: hun huid glad, hun lach zorgeloos, terwijl ik de eerste rimpels zie in de spiegel, de vermoeidheid van jaren dragen. Vincent lijkt erboven te staan – zijn ervaring maakt hem de rots, niet de golf. Hij kijkt me aan met een glimlach, zijn hand even op de tafel naast de mijne, een stille geruststelling. Dit schema geeft ons ruimte, en ik voel een lichte schok bij de gedachte aan wat dat zou kunnen brengen.

Het diner volgt kort daarna, een eenvoudige maar warme maaltijd in de kajuit: verse vis die we bij het vertrek kochten, gekruid met kruiden uit de kleine kombuis, een salade met tomaten en olijven, en brood dat nog knapperig is van de oven. We zitten rond de kleine tafel, het schommelen van de boot maakt dat onze glazen af en toe rinkelen. Tom schept op, zijn armen gespierd van al zijn zeilervaring, en vertelt over zijn studie.
“Mijn laatste jaar nautiek… Ik droom van een baan op een vrachtschip. Maar dit? Dit is puur avontuur.” Eva knikt, haar ogen stralend.
“Ik wil volgend jaar dolfijnen tracken in de Middellandse Zee. Dit is wel even wat anders dan op de uni. Daar doen we alleen labwerk.”

Hun jeugd slaat me om het hart, een golf van nostalgie: ze zijn zo jong, 21 en 22, hun levens nog onbeschreven vellen papier, vol dromen zonder de kreukels van teleurstellingen. Ik herinner me mezelf op die leeftijd – vrij, flirterig, zonder de last van een relatie die me klein hield. Vincent lacht, zijn stem diep en resonerend.

“Goede keuzes. Ik begon met vastgoed, maar de zee riep altijd. Na mijn pensioen kocht ik deze boot – geen spijt.” Hij kijkt me aan, zijn blik warm. “En Laura, vertel eens over je werk.” Ik glimlach, voel me gezien.
“Ik creëer visuele verhalen – logo’s, posters. Het is zwaar, want de concurrentie is moordend en de opkomst van AI helpt ook niet.”
“Klinkt cool. Ik ben hopeloos met kunst,” grinnikt Tom.
“Ik wel, maar alleen schetsen van vissen,” vult Eva aan. Hun jeugdige vitaliteit maakt me bewust van mijn eigen leeftijd, niet meer dat frisse meisje, maar een vrouw met ervaring. En Vincents aanwezigheid, zijn krachtige lach, zijn zorgzame manier van serveren, maakt dat ik me sterker voel, beschermd.

Na het diner ruimen Tom en Eva op, hun bewegingen snel en efficiënt. Ze verdwijnen naar boven voor hun wacht, hun voetstappen echoënd op het dek. Vincent en ik blijven zitten, de kajuit nu stiller, intiemer. Mijn hartslag versnelt licht, een anticipatie die ik niet kan negeren. Er hangt iets tussen ons, geen belofte, maar een mogelijkheid.

“Je ziet er gespannen uit,” zegt hij, een glimlach spelend om zijn lippen. “Lange dag?” Ik lach zacht, mijn vingers strijken over de rand van mijn glas.
“Misschien. Ik stond vanmorgen natuurlijk vroeg op, maar… het is… veel. De boot, de zee, dit alles. Begrijp me niet verkeerd hoor, ik vind het fantastisch om deze reis met je te maken, maar het is een beetje overweldigend.”
“De zee dwingt tot eerlijkheid. Ze laat weinig ruimte om te doen alsof.” Hij knikt, staat op en gebaart naar de deuropening van zijn kajuit. “Kom, laat me je helpen ontspannen. Ik kan je even masseren. Geen zorgen, ik weet wat ik doe.” Zijn toon is warm, uitnodigend, maar met een randje dat mijn hart sneller doet kloppen. Ik aarzel een fractie, voel de warmte in mijn wangen, maar volg hem.

Ik ga op mijn buik liggen, mijn blouse half open, de koele lakens tegen mijn huid. Vincent knielt naast me, zijn handen – sterk, gerimpeld, ervaren – vinden mijn schouders. Zijn vingers drukken precies op de juiste plekken, een stevige maar tedere aanraking die de spanning uit mijn spieren trekt. Ik sluit mijn ogen, laat een zachte zucht ontsnappen. De minuten glijden voorbij, terwijl Vincent’s handen met een geduldig gebaar bewegen dat me ontwapent, alsof hij mijn lichaam leest als een kaart, elke knoop kent. Elke druk voelt als een loslaten van Mark’s schaduw, een stille belofte van wat ik verdien.

“Je bent stram,” mompelt hij, zijn stem dicht bij mijn oor. De woorden, zijn nabijheid, sturen een tinteling door mijn ruggengraat, een warmte die zich verspreidt naar mijn onderbuik. Ik draai mijn hoofd, vang zijn blik. Zijn ogen zijn intens, maar er ligt een zachte kwetsbaarheid in – een man die weet wat verlies is, wat verlangen is. Ik voel een drang, een behoefte om die kloof tussen ons te overbruggen. Ik draai me om, ga zitten en voel hoe de stof van mijn blouse iets van mijn schouders glijdt. Zijn adem stokt even, en ik glimlach, mijn vingers vinden de knopen van zijn overhemd. Elke druk voelt als een loslaten van Mark’s schaduw, een stille belofte van wat ik verdien.

“Mijn beurt,” fluister ik, mijn stem hees. Ik duw de stof van zijn overhemd opzij, mijn handen glijden over zijn borst, voelen de zachte grijze haren, de stevigheid daaronder. Zijn huid is warm, getekend door tijd, maar levend onder mijn aanraking. Het contrast met mijn eigen lichaam – soepeler, jeugdiger – maakt mijn hartslag versnellen. Hij is oud genoeg om wijs te zijn, ervaren genoeg om me te leiden, en dat ontsteekt een vuur in me dat ik niet had verwacht.

Onze lippen vinden elkaar, eerst aarzelend, dan hongerig. Zijn kus is diep, bedachtzaam, alsof hij elke seconde proeft. Hij trekt me dichterbij, ik voel de boot schommelen, een zachte duw die onze lichamen tegen elkaar drukt. Mijn handen glijden over zijn rug, voelen de spieren die nog krachtig zijn, maar zachter door de jaren. Hij trekt mijn blouse helemaal uit, zijn vingers strijken langs de ronding van mijn borsten, mijn tepels hard onder zijn aanraking. Ik kreun zacht, mijn hoofd kantelt achterover, en hij kust mijn nek, mijn sleutelbeen. Zijn handen omsluiten mijn borsten, stevig maar teder, zijn duimen cirkelen over mijn tepels, een sensatie die elektrische schokjes door mijn lichaam stuurt. Het is alsof hij precies weet hoe hard te knijpen, hoe zacht te strelen – waarschijnlijk door zijn ervaring, denk ik, en dat idee maakt me nog heter, een contrast met de onhandige grepen die ik eerder kende.

We schuiven in het bed, de lakens kreukelen onder ons. Ik lig op mijn zij, hij achter me, zijn lichaam tegen het mijne gedrukt. Zijn handen verkennen mijn heupen, mijn dijen, en ik voel zijn opwinding tegen mijn onderrug, stevig, dringend.

“Ik wil je,” fluistert hij, zijn stem rauw, en ik draai mijn hoofd, vang zijn lippen in een nieuwe kus. Mijn vingers glijden naar mijn broek, ik trek hem uit, de koele lucht kietelt mijn blote huid. Hij volgt, zijn bewegingen trager, bedachtzamer, maar vol intentie. Ik voel hem tegen me aan, zijn erectie warm en hard, en mijn lichaam reageert, een zachte vochtigheid tussen mijn benen die me klaar maakt. Ik duw terug tegen hem, neem de leiding in dit ritme – mijn lichaam leidt nu, niet langer volgend.

Hij glijdt in me, langzaam, zijn handen stevig om mijn heupen. De boot deint, en zijn ritme valt samen met dat van de golven. Hij vult me helemaal, een stevige druk die me doet hijgen. Zijn lengte raakt elke centimeter op een manier die me doet sidderen. Zijn handen glijden naar mijn billen, grijpen ze stevig vast, knedend met een kracht die me dichter tegen hem aan trekt. Zijn vingers drukken in mijn vlees, een bezitterige greep die pijn en plezier vermengt. Ik voel hoe hij me leidt, zijn heupen stotend in een ritme dat perfect aansluit bij mijn eigen verlangen – diep, dan langzaam terugtrekkend, om weer toe te slaan. Hij raakt me precies op de juiste plaatsen. Ik voel hoe zijn einde tegen mijn gevoelige punt drukt.

De climax bouwt in me op als een warme golf die door mijn onderbuik trekt. Traag maar onstuitbaar. Een hitte die zich verspreidt naar mijn dijen, mijn borst, tot in mijn vingertoppen. Alles trilt. Elke stoot van hem voedt het. Het bouwt de druk op tot ik voel dat ik op het randje balanceer. Mijn spieren strak, mijn huid gevoelig voor elke aanraking. Ik voel hem versnellen. Zijn greep op mijn billen steviger wordend, zijn vingers die dieper in mijn vlees bijten – een lichte pijn die de sensatie alleen maar versterkt. Ik ruik hem – zilt, man, de zee die nog aan ons kleeft.

“Laura,” gromt hij dan, en oh god, dat woord, mijn naam, uitgesproken als een bezwering, rauw en dringend, vol van alles wat hij niet zegt maar wel voelt. Het raakt me diep en duwt me over de rand. Mijn lichaam samentrekt zich om hem heen, een krampachtige golf van genot die door me heen raast. Ik voel hoe mijn binnenste hem melkt in ritmische pulsen. Ik bijt op mijn lip om een stille kreet te onderdrukken, een kreun die diep uit mijn borst opwelt. Het is als exploderen van binnenuit. Ik voel me vallen en vliegen tegelijk, verbonden met hem in deze pure, rauwe extase.

Hij volgt me onmiddellijk, zijn lichaam schokkend tegen het mijne. Ik voel het, een warme vloed die me vult, golf na golf. Het is overweldigend. Ik voel elke stoot van hem, hoe zijn lengte zwelt en dan loslaat, een vloeibare warmte die me nog dieper verbindt met hem. Mijn spieren knijpen nog na en ik voel hoe het langzaam afneemt. Hij slaat zijn armen om me heen. Stevig en teder. Ik draai mijn hoofd, kus zijn wang en proef de zoute smaak van zijn huid. In dit moment, met Vincent’s warmte nog in me, voel ik me gezien, begeerd, en bovenal: levend.

We blijven liggen, zijn arm nog steeds om me heen. Onze ademhaling vindt zijn rust weer terug. Mijn huid gloeit, mijn hart bonst nog na. Mijn gedachten dwalen naar dit moment – zijn handen, zijn geur van zout en seks, de manier waarop zijn lichaam, getekend door tijd, toch zo krachtig voelt. Het leeftijdsverschil, dat ik toch een beetje vreesde, is wat me nu opslokt: zijn zelfverzekerdheid, zijn geduld, de manier waarop hij mijn lichaam lijkt te kennen zonder dat ik het hoef te zeggen. Boven hoor ik vage voetstappen, het zachte gelach van Tom of Eva op het dek. Hun jeugdige energie, zo anders dan deze intieme stilte, trekt even aan mijn gedachten, een flits van iets onbenoembaars – misschien jaloezie op hun zorgeloze lach, of nostalgie naar wat ik ooit was. Ik sluit mijn ogen, laat me wiegen door de boot, door Vincents warmte. De zee strekt zich voor ons uit, een pad vol mogelijkheden, en voor nu is dit genoeg. Maar diep vanbinnen weet ik dat golven niet alleen dragen, maar ook breken.

Wat vond je van dit verhaal?

Aantal stemmen: . Gemiddeld cijfer:

Nog geen cijfer, ben jij de eerste ?

Geschreven door Gemini

Hoi! Fijn dat je een kijkje neemt bij mijn verhalen. Ik schrijf graag over de complexe kanten van liefde en connectie. Laat me vooral weten wat je ervan vindt! Liefs.

PS: Wil je persoonlijke feedback geven, me een berichtje sturen of heb je een verzoek voor een verhaal? Mail dan naar pixpoxy12@gmail.com.

Dit verhaal is 9541 keer gelezen.
Reageren? Leuk! Houd het aub on topic en netjes, dankjewel!

2 gedachten over “De reis naar het zuiden”

    • Dank je wel! Het aanbod van gewone en e-boeken is helaas zo groot dat het heel lastig is om gevonden te worden.

      Het verhaal was een verzoekje.

Laat een antwoord achter aan Peet63 Reactie annuleren